Museum Paulina Bisdom van Vliet
Museum Paulina Bisdom van Vliet is het familiehuis van het patriciërsgeslacht Bisdom van Vliet. De eerste telg van de familie Bisdom vestigde zich in 1664 in Haastrecht als notaris. Daarna leverde de Haastrechtse tak van de familie nog veel bestuurders voor stad, waterschap en provincie. De laatste bewoonster, Paulina le Fèvre de Montigny – Bisdom van Vliet (1840-1923), bepaalde in haar testament dat het huis bewaard moest blijven in de staat zoals zij het had bewoond. Het tegenwoordige huis is overigens in de 19e eeuw gebouwd op de plaats van het vroegere familiehuis. Het museum bevat een schitterende collectie antiek Japans en Chinees sierporselein. Dit porselein werd kort na 1600 heel populair in Nederland. De VOC die handelde op Azië sprong hierop in. Zij liet het sierporselein op bestelling maken in Japan en China (het zogeheten Chine de commende). Vooral het Japanse porselein was kostbaar. Het werd vanaf 1646 gemaakt in Imari, dicht bij Nagasaki. Daar had de VOC als enige Europese mogendheid een handelspost mogen stichten op het kunstmatige eilandje Decima. Tot 1854 was dat het enige contactpunt tussen Japan en het Westen.
Het Aziatische porselein wijst op koloniale trekjes in de Haastrechtse familie. Een deel van het familiekapitaal vergaarde zij met investeringen in de VOC. Maar leden van de familie trokken ook zelf overzee. Adriaan Bisdom (geboren in 1710 in Haastrecht) nam als 28-jarige dienst bij de VOC. Hij trouwde in de machtige koloniale familie Falck en bracht het tot directeur van de belangrijke VOC-post in Bengalen, India. Onder zijn bewind verloor de VOC haar positie echter aan de Engelse concurrenten. In 1763 werd Bisdom dan ook naar Nederland teruggestuurd. Gedesillusioneerd, maar met een flink fortuin. In Haastrecht kwam hij overigens niet terug. Hij ging rentenieren in Eemnes.
Een andere Bisdom van Vliet, Cornelis, geboren in Haastrecht in 1739, trok naar de Nederlandse kolonie Demerary, het huidige Guyana. Deze kolonie lag pal naast Suriname in Zuid-Amerika. Cornelis Bisdom beheerde daar de katoen- en koffieplantage De Herstelling. Hij stierf al op 34-jarige leeftijd. Demerary was net als Suriname een zogenaamde plantagekolonie waar suiker-, koffie en katoen voor de Europese markt werd geproduceerd. Deze plantages leverden de eigenaren goud geld op. Maar het werk werd er verzet door Afrikanen, die als slaven waren aangevoerd: 200.00 naar Suriname, 11.000 naar Demerary. Zij deden het zware ontginningswerk in het oerwoud langs de rivier de Demerary, zorgden voor de aanplant, het onderhoud en de verwerking van de gewassen, zes dagen per week, het jaar rond, zonder loon, zonder rechten. Dit mensonterende arbeidsregime joeg de sterftecijfers op. Het leidde ook tot verzet, zoals de slavenopstand in 1789 op plantage de Uitvlugt, die met veel geweld en vertoon werd neergeslagen. 32 opstandelingen werden opgehangen of levend geradbraakt.
Behalve deze twee ‘Bisdoms’ heeft ook de man van Pauline Bisdom van Vliet – de vrouw die het museum naliet – als marineofficier de Nederlandse koloniën bezocht. Deze Johan Jacob le Fèvre de Montigny (1840-1881) kwam in 1878 voorgoed aan wal en volgde zijn schoonvader op als burgemeester van Haastrecht. Uit zijn kaarten- en boekencollectie (en zijn kruidnagelservies) blijkt zijn belangstelling voor wat in het latere nationalistisch jargon ’tropisch Nederland’ werd genoemd.