KOLONIALE WANDELING DOORN

Oud geld, koloniaal gerand 

Verscholen in de bossen bij Doorn liggen veel oude kastelen en buitenplaatsen. Een flink aantal werd in de 18e en 19e eeuw aangekocht of gebouwd met ‘koloniaal geld’ van voornamelijk het Amsterdamse bankiers- en handelspatriciaat. Deze lijnwandeling voert langs hun rijke zomerresidenties. En passant legt zij het gesloten familienetwerk bloot van deze oud-geld-families. Gefortuneerde nieuwkomers werden bij uitzondering toegelaten tot deze beau monde.

Lengte wandeling:
13 of 17 km

Startpunt:
Bushalte Akkerweg Driebergen (lijn 50 vanuit station Utrecht CS of Driebergen-Zeist naar Veenendaal/Wageningen)
Eindpunt:
Bushalte Kaap Doorn (Lijn 50)
Parkeerplaats:
Landgoed De Horst, Parkeerplaats De Kaapse Bossen, Parkeergarage cultuurhuis Doorn

Horeca:
In Doorn en Chalet Helenaheuvel in de Kaapse bossen

Ook geschikt voor andere GPX apparaten

De route

  1. Begin de wandeling bij bushalte Akkerweg (lijn 50 Utrecht CS-Veenendaal/Wageningen). Loop vanaf de halte even terug naar het zebrapad, steek over, rechtsaf en over het trottoir langs de provinciale weg. Je komt al snel bij de ingang van landgoed De Horst. In het landhuis woonde een aantal jaren de familie Scherpenberg-Schill, verbonden aan Bataviase handelsfirma’s. Het huis is vanaf de oprijlaan goed zichtbaar, maar je kunt eventueel nog een wandeling maken op het landgoed. 

Oranjerie van Hydepark

  1. Loop verder langs de provinciale weg. Neem bij wandelknooppunt 24 de eerste weg links: Hydeparklaan. Vervolgens eerste weg rechts: bordje Hydepark. Op de T-splitsing rechtsaf en vervolgens de eerste weg links (bordje ingang oranjerie). Je komt uit bij de oranjerie en de Italiaanse tuin van het voormalige landhuis Hydepark van het echtpaar Hendrik van Loon en Louise Borski. De oranjerie met tuin geeft een goede indruk hoe majestueus het hoofdgebouw moet zijn geweest. Het hoofdgebouw brandde tijdens de Tweede Wereldoorlog af. De architect van hoofdhuis en oranjerie was J.M. Landré. De tuin werd ontworpen door de bekende Utrechtse tuinarchitect Hendrik Copijn. 
  1. Loop door de pergola aan het eind van de tuin. Sla dan rechtsaf. Links ligt het moderne gebouw dat de plaats inneemt van het vroegere landhuis. Eerste weg links Haaijepad. Op Y-splitsing rechtsaf en op omgekeerde Y-splitsing rechts aanhouden. Na een bankje rechts aanhouden en bij de volgende Y-splitsing links aanhouden. Bij de T-splitsing rechtsaf en bij de volgende T-splitsing linksaf. Deze weg brengt je weer terug naar de provinciale weg (op de hoek is de portierswoning). Sla hier linksaf, loop door tot de voetgangersoversteekplaats. Steek over en aan de overkant linksaf. Volg het voetpad langs de provinciale weg.

Buitenplaats Oudeweg

  1. Net voor de volgende kruising zie je rechts de buitenplaats Oudeweg. Direct na Oudeweg bij de kruising rechtsaf: Sterkenburgerlaan. Wat verder ligt rechts buitenplaats Nieuweweg. Loop steeds rechtdoor naar wandelknooppunt 19 (een lang stuk), dan rechtdoor naar wandelknooppunt 18. NB tussen de wandelknooppunten wordt de richting aangegeven met blauwe pijlen op een oranje schild.
  1. Loop rechtdoor naar wandelknooppunt 17, vervolgens naar wandelknooppunt 37 en tot slot naar wandelknooppunt 11. Rechts zie je kasteel Sterkenburg.
  1. Loop over de Langbroekerdijk naar wandelknooppunt 14 en verder rechtdoor naar wandelknooppunt 48 (de Langbroekerdijk is voor wandelaars een vervelend drukke weg, maar helaas ontbreekt een alternatief). Halverwege tussen wandelknooppunt 14 en 48 ligt buitenplaats Leeuwenburg. Sla linksaf over de brug; rechts schemert het landhuis door het bos. Rechtdoor de prachtige laan door het bos die je uiteindelijk bij wandelknooppunt 35 brengt.
  1. Bij wandelknooppunt 35 richting wandelknooppunt 41. Deze loopt gelijk op met de gele paaltjeswandeling van het Utrechts Landschap over het landgoed Moersbergen. Na enige tijd zie je rechts kasteel Moersbergen liggen. Kasteel Moersbergen wordt particulier bewoond en het kasteel en directe omgeving is niet toegankelijk.
  1. Na kasteel Moersbergen het tweede pad rechts en daarna het eerste pad links; blijf de bordjes met blauwe pijl op oranje schild volgen die brengen je naar wandelknooppunt 41. Bij dit wandelknooppunt verder naar wandelknooppunt 44. Bij dit wandelknooppunt sta je op de grens van landgoed Moersbergen en landgoed Aardenburg, nu militair terrein. Loop verder naar wandelknooppunt 59. Bij wandelknooppunt 59 verder richting wandelknooppunt nr 69. Zo’n 250 meter na wandelknooppunt 59 kom je bij de ingang van het militair terrein waarop het Militair Revalidatiecentrum is gevestigd. Er staat een bord met P4/P5, landhuis, gebouw 2-52. Dit terrein, het landgoed Aardenburg,  is opengesteld voor wandelaars. Loop vanaf de ingang rechtdoor het terrein op, langs gebouw 19. Bij de Y-splitsing rechtsaf en dan het eerste rode asfaltpad op. Dit komt uit bij landhuis Aardenburg (niet toegankelijk). Loop via hetzelfde pad terug naar de ingang van het militair terrein. Sla bij de ingang linksaf en loop verder naar wandelknooppunt 69.
  1. De route naar wandelknooppunt 69 voert uiteindelijk het bos uit en het dorp in. Bij de wandel/fietspaddenstoel de oranje schildjes met pijlen blijven volgen, langs het gemeentehuis met parkeergarage. 50 meter verder rechts is een groen hek, gekroond met een gouden W. Pal daarnaast is een doorgang naar het landgoed Huis Doorn. Die ingang sla je in en je loopt rechtdoor over het brede pad. Voor het grote grasveld rechtsaf. Loop nu met een bocht naar links langs het grasveld en dan verschijnt rechts Huis Doorn. Blijf dit pad rond het grasveld volgen en loop naar de uitgang in het poortgebouw.

Oud Sitio

  1. Recht tegenover de ingang van Huis Doorn ligt het Sitiopark. Steek de weg over en loop via het voetpad rechts naast het restaurant naar de villa Oud Sitio (Sitiopark 11). De huidige villa werd in 1903 gebouwd door Willem van der Masch Spakler.
  1. Loop terug richting het voetpad maar sla nu waar het voetpad begint rechtsaf, ook Sitiopark. Loop dit pad af  en sla aan het eind rechtsaf: Schoonoordselaan. Tweede straat links: Tuilland. Daarna tweede straat rechts: Postweg. Tweede straat rechts: Schoonoordeselaan die naar Huis Schoonoord voert. Loop vervolgens van Huis Schoonoord terug naar de viersprong en nu hier rechtdoor: Schoonoordselaan. De Schoonoordselaan komt uit op de N 225 (Leersumsestraatweg). Hier kun je de wandeling beëindigen (zie hieronder). Maar wij gaan verder naar de Kaapse bossen. Dit bosgebied dankt zijn naam aan de voormalige gouverneur van de Kaapkolonie Hendrik Swellengrebel sr.
    (Afkorting: je kunt de wandeling beëindigen na Huis Schoonoord. Aan het eind van de Schoonoordselaan vind je aan de N 225 (Leersumsestraatweg) bushalte Het Zonnehuis. Van daar kun je terug richting Utrecht of Wageningen.
  1. De N225 oversteken en linksaf en direct met een bocht naar rechts de doodlopende weg in. Houdt het verzorgingshuis Zonnehuis aan je rechterhand. Op de driesprong min of meer rechtuit (volg de oranje schildjes met blauwe pijl). Bij de vijfsprong de tweede rechts: je passeert een slagboom en een bordje van Natuurmonumenten met: Kaapse bossen. Blijf de oranje bordjes met blauwe pijlen volgen die je bij wandelknooppunt 75 brengen. Hier door naar wandelknooppunt 74. Bij eerste viersprong links (oranje schildjes met blauwe pijl aanhouden). Bij wandelknooppunt 74 vind je chalet Helenaheuvel (restaurant), vernoemd naar Helena Swellengrebel, de dochter van Hendrik Swellengrebel sr.
  1. Van wandelknooppunt 74 links aanhouden richting wandelknooppunt 87. Je loopt achter het chalet langs. Bij de viersprong na het passeren van het chalet rechtdoor, richting uitkijktoren De Kaap. Na 750 meter buigt het pad naar links. Na 200 meter kom je uit bij uitkijktoren De Kaap. Na het passeren van de toren linksaf en na 50 meter rechtsaf, een pad langs een afrastering. Je komt uit op een asfaltweg, hier het pad of de asfaltweg naar rechts inslaan. De weg brengt je naar de parkeerplaats van Natuurmonumenten De Kaapse bossen. Iets verder rechts vind je de bushalte (lijn 50) Kaap Doorn.

De kinderen Scherpenberg met De Horst op de achtergrond. Uiterst links zoon August en naast hem Frans Ferdinand (schilderij S. Buff 1861) (RKD)


De Horst 

In 1855 kocht het jonge echtpaar August van Scherpenberg (1820-1863) en Maria Adolphina Schill (1836-1903) buitenplaats De Horst. Hoewel het huis pas twintig jaar oud was – eerder stond hier een boerderij – verbouwden zij het flink. Zo lieten zij aan de voorkant de open zuilengalerij aanbrengen. August van Scherpenberg kwam uit een Hamburgse koopliedenfamilie met Nederlandse wortels. Hij vertrok in 1839 naar Batavia, nu Jakarta, toen de hoofdstad van de kolonie Nederlands-Indië. Daar werkte hij voor het handelshuis Scherpenberg Jones &Co. De firma was niet erg winstgevend en werd in 1850 geliquideerd. August kocht zich in bij het handelshuis E. Moormann & Co. Deze legde zich toe op de commissiehandel. Het bedrijf liep als een trein. Ook Augusts persoonlijk leven floreerde. In 1852 trouwde hij met Maria Schill, geboren in Batavia in een familie van aanzien en fortuin. Stamvader was de Lutherse predikant Jeremias Schill, die  die in 1789 op Java was gearriveerd. Zijn nakomelingen hadden carrière gemaakt in de rechterlijke macht, het onderwijs en de Nederlandsche Handelsmaatschappij, de dominante handelsorganisatie van het koloniale gezag. Het stel op de Horst kreeg zeven kinderen voor het noodlot toesloeg. In 1863 overleed August van Scherpenberg in de Arabische zee, aan boord van een schip dat hem naar Batavia moest brengen. Zijn weduwe bleef tot 1872 op De Horst wonen.

Twee zonen trokken in de jaren 1870 ook naar Nederlands-Indië. Frans Ferdinand (1854-1880), gepromoveerd jurist, begon in 1877 aan een rechtelijke carrière in Nederlands-Indië. Een plaatsing in 1879 als militair officier van justitie in Atjeh kostte hem zijn gezondheid. Hij stierf in 1880, 25 jaar oud. Zijn broer August Frans Adolf (1853-1914) werd planter op de koffieplantages ‘Boemiajoe’ en ‘Soember Nongko’ bij Malang, het centrum van de koffieteelt op Oost-Java. August Scherpenberg was een van de vijf planters die in 1892 de Malangsche Landbouw Vereeniging oprichtte. Dit gezelschap behartigde de gemeenschappelijke belangen van de koffieplanters. Aanleiding was de vraag of ook op de ‘Europese’ ondernemingen op Java, net als in de gebieden buiten Java, een ‘koelie-ordonnantie’ moest worden ingevoerd (koelie was koloniaal jargon voor arbeider). Voor de ondernemers had die regeling het grote voordeel dat zij de arbeiders zwaar mochten straffen als deze naar hun mening hun arbeidscontract niet nakwamen. De koloniale regering zag er in 1894 van af. Maar evenmin voerde zij andere, meer bescherming biedende contracten in voor de Javaanse plantagearbeiders. Alles bleef zoals het was: de planter bleef koning in zijn koninkrijk. In 1899 vertrok Scherpenberg uit zijn vorstendom naar Nederland.

Hydepark ca. 1905 (publiek domein)


Hydepark

De buitenplaats Hydepark (oorspronkelijk Heijdepark) werd in 1885 gekocht door het Amsterdamse echtpaar jhr. Hendrik Maurits Jacobus (Henri) van Loon (1831-1901) en Louise Catherine Antoinette (Loeki) Borski (1832-1893). Hij was ‘oud’ geld, zij ‘nieuw’ geld. Wat hun geld gemeenschappelijk had, waren koloniale wortels. De voorvaderen van Hendrik van Loon waren mede-oprichters van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en actief geweest in de VOC-besturen in Amsterdam en Rotterdam. Louise Borski was de kleindochter van Willem Borski I (1765-1814) en Johanna van de Velde (1764-1846). Na de dood van haar man zette de weduwe Borski de succesvolle bank- en handelsfirma van haar man voort. Zij werd een van de rijkste Nederlanders van haar tijd. De firma Weduwe W. Borski investeerde onder meer in de plantage-economie in Suriname en in de Nederlandse-Handels Maatschappij, die de handel op Nederlands-Indië domineerde. De firma zou uiteindelijk worden voortgezet door de man van kleindochter Loeki Borski onder de naam Van Loon & Co.

Henri en Loeki van Loon-Borski lieten van 1886 tot 1888 op Hydepark in hoog tempo een enorme villa bouwen. Het paleis, zoals het huis in de volksmond ging heten, was 40 meter breed, 20 meter diep en 20 meter hoog. Het telde drie bouwlagen en tachtig kamers. Het stak ver uit boven alle buitens in de omtrek. Terwijl Henri zich vooral bezig hield met de inrichting van het landgoed, stortte Louise zich op de binnenkant van het paleis. De inrichting was hypermodern en voorzien van alle toen denkbare comfort, zoals elektrisch licht en  telefoon. Door dit alles kon Hydepark zich meten met kapitale huizen van de internationale jet-set. Dat was ook de bedoeling van Louise. Zij behoorde tot de internationale beau-monde. Zij verbleef ‘s winters dan ook in haar huis in Cannes. Hendrik verbleef ‘s winters ‘gewoon’ in hun huis aan de Herengracht 502, nu de ambtswoning van de burgemeester. Lang heeft Louise niet van haar buitenplaats kunnen genieten. In 1893 overleed zij in Cannes, na een ongeluk met een rijtuig.

Willem graaf van Hogendorp


Oudeweg en Nieuweweg

Willem graaf van Hogendorp (1841-1925) kocht in 1905 de villa Oudeweg en het omliggende gebied. Hij stamde uit een belangrijk adellijk geslacht dat tal van hoge bestuursfuncties had vervuld in Nederland en de Nederlandse koloniën. Zo had zijn grootvader Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834) in 1812-1815 aan de wieg gestaan van het nieuwe Nederlandse koninkrijk en de bijbehorende grondwet. Ook had hij gepleit voor een liberaler koloniaal bewind, inclusief de afschaffing van de slavernij. Kleinzoon Willem was een praktischer geest. Hij maakte vanaf 1858 carrière als marineofficier. Hij doorliep in een bedaagd tempo de officiersrangen tot hij in 1895 als schout bij nacht met pensioen ging. Zoals iedere marineman diende hij met de regelmaat van de klok ook in Nederlands-Indië en rond de Nederlandse Caribische eilanden. Bij zijn dienst in Nederlands-Indië onderscheidde hij zich bij de oorlog tegen het sultanaat Banjarmasin op Zuidoost-Kalimantan (1859-1863). Aanleiding voor de oorlog was de moord op 33 Europeanen door de autochtone bevolking. De oorzaak lag dieper, in de steenkoolvoorraden in dit gebied, die Nederland zich wilde toe-eigenen. Eind 1861 moest Van Hogendorp, net uitgezonden als  luitenant-ter-zee 2e klas, in actie komen. Het koloniale leger deed toen een aanval op het hoofdkwartier van de vorstenzoon Antasari, gelegen in een moerasdelta. Steun van de marine was daarom onontbeerlijk. Van Hogendorp moest met een gewapende sloep van het marinestoomschip Celebes een aantal prauwen vol munitie en levensmiddelen beschermen. Het werd een verhitte strijd. Uiteindelijk veroverden de Nederlanders het hoofdkwartier van Antasari. Die bleek echter vertrokken om elders de strijd te kunnen voortzetten. Van Hogendorp werd voor zijn acties benoemd tot Ridder der Militaire Willems-Orde 4e klasse. Na zijn pensionering woonde hij met zijn vrouw tot zijn dood op Oudeweg, dat het echtpaar ingrijpend liet verbouwen.

De oorspronkelijke villa Oudeweg had Jan Antonie Godin van Westreenen (1781-1854) in 1836 laten bouwen, op de plaats waar voorheen een boerderij stond. Rond 1855 liet de familie Van Westreenen dichtbij ook de villa Nieuweweg bouwen. De koloniale achtergrond van de familie Van Westreenen bespreken we hieronder.

Jan Jacob van Westreenen (1685-1769) (Utrechts archief)


Sterkenburg

In 1740 erfde Johanna Catharina Mamuchet van Houdringe (1690-1772) het middeleeuwse kasteel Sterkenburg (ca. 1250) met de omliggende landerijen. Zij was getrouwd met Jan Jacob van Westreenen I (1685-1769) , een van de 500 rijkste Nederlanders van zijn tijd. Zijn praalgraf in de Jacobikerk in Utrecht getuigt van die rijkdom en van zijn voorname positie in het Utrechtse regentendom. Een bron van rijkdom van Jan Jacob waren zijn aandelen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Precieze cijfers ontbreken helaas. Kasteel Sterkenburg werd door het echtpaar grondig verbouwd. In feite bouwden zij op de fundamenten van het oude kasteel een nieuwe buitenplaats. Ook zij verbleven daar overigens alleen ’s zomers. Sterkenburg bleef tot 1847 in handen van de familie Van Westreenen. Tot op de dag van vandaag is Sterkenburg particulier bezit.

Leeuwenburg


Leeuwenburg

In 1808 kocht Arnout Jan van Westreenen (1751-1815) de buitenplaats Leeuwenburg. Hij dankte zijn kapitaal aan zijn grootvader, zijn vrouw en de koloniën. Zijn grootvader was Jan Jacob van Westreenen (1685-1769) die dankzij zijn vrouw het dichtbij gelegen kasteel Sterkenburg had verworven (zie hiervoor). Arnout Jans vrouw was Antoinette Charlotte Godin (1756-1817) met wie hij in 1776 trouwde. De protestante familie Godin was eind 16e eeuw uit de Zuidelijke Nederlanden gevlucht en neergestreken in Amsterdam en Utrecht. De Godins waren rijk geworden met vroege investeringen in de VOC en als bestuurders in de Sociëteit van Suriname en in de West-Indische Compagnie (WIC). Met zo’n schoonfamilie is het niet verwonderlijk dat ook Arnout Jan van Westreenen bewindhebber werd van de WIC. De WIC was toen op zijn retour, maar had vanaf zijn oprichting in 1621 veel geld verdiend in Afrika en in de Amerika’s met de handel in ivoor, goud, tropische producten en in mensen. Zo verhandelde de WIC in zijn kolonie Curaçao van 1648 tot 1713 100.000 slaafgemaakte Afrikanen.

Arnout Jan van Westreenen en zijn vrouw lieten Leeuwenburg na aan hun zoon Jan Antonie Godin van Westreenen (1781-1854), de man die villa Oudeweg liet bouwen (zie hiervoor). Op zijn beurt liet hij Leeuwenburg in 1854 na aan zijn twee neven Arnout en Pieter de Beaufort. Jhr. Pieter de Beaufort (1807-1876) liet Leeuwenburg in 1859 compleet herbouwen tot het buiten zoals wij dat nu kennen.

De familie De Beaufort stamde uit Frankrijk en was via Zeeland terecht gekomen in het Utrechtse. Ook deze familie had een koloniaal verleden. Zo investeerde Joachim Ferdinand de Beaufort (1719-1807) – de grootvader van Arnout en Pieter de Beaufort – in het uitrusten en uitzenden van ‘slavenschepen’. Daarmee werden tot slaaf gemaakte Afrikanen vanuit het huidige Ghana naar Suriname overgebracht. Ook was hij aandeelhouder in de Surinaamse plantages Sinabo en Gelre. Voor zover bekend waren deze plantages in de 19e eeuw niet meer in het bezit van de familie De Beaufort. Deze hield zich toen behalve met de provinciale politiek vooral bezig met de ontginning van de Utrechtse ‘woeste gronden’.

Vincent Matthias baron d’Ablaing (RKD, ca. 1865)


Moersbergen 

Kasteel Moersbergen stamt uit de eerste helft van de 15e eeuw. Van 1742 tot 1897 was het kasteel in handen van de familie d’Ablaing. De eerste d’Ablaing die – via zijn vrouw – eigenaar werd van Moersbergen was Johan Daniel d’Ablaing (1703-1775). Hij maakte zelf geen koloniale carrière, maar zijn vader had dat wel gedaan. Daar had het aanvankelijk niet naar uitgezien. Want nadat deze Johan Cornelis zich in 1682 bij de VOC had gemeld en was opgeklommen tot onderkoopman op Java, ontsloeg de VOC hem in 1700 wegens privéhandel. De VOC verbood haar personeel de particuliere handel in sommige producten, zeker in monopolieproducten als kaneel of kruidnagels. Veel VOC-werknemers smokkelden toch een graantje mee. En hoewel de VOC veel door de vingers zag, werd degene die te inhalig was exemplarisch gestraft. Toch werd Johan Cornelis in 1706 weer in genade aangenomen door diezelfde VOC. Hij werd dit keer eerst naar de Kaapkolonie (Zuid-Afrika) gestuurd. Hij maakte snel promotie en eindigde op Java als lid van de Raad van Indië, het hoogste adviescollege van de gouverneur-generaal in Batavia.

Ook andere familieleden van Johan Daniel d’Ablaing bleven hun geluk in de koloniën zoeken, hoewel dat niet voor ieder familielid goed uitpakte. Een kleinzoon sneuvelde als 22-jarige marineofficier bij Supa (Sulawesi) in 1824. Een achterkleinzoon was fortuinlijker: hij werkte als jurist in Padang (West-Sumatra) en werd de stamvader van een Amerikaanse familietak. Een andere achterkleinzoon, Vincent Matthias baron d’Ablaing (1810-1885) vertrok in de jaren 1830 naar Batavia. Hij werkte daar als advocaat, zat in het bestuur van de protestante kerk in Nederlands-Indië, was landraad van en landbezitter in de omgeving van Batavia (Jakarta). In 1851 kreeg hij bij zijn Indonesische vrouw Teda een zoon, Willem Matthias. Vader en zoon vertrokken – zonder haar – in de jaren 1850 voorgoed naar Nederland. Vincent Matthias ontfermde zich na de dood van zijn vader in 1859 over Moersbergen, al dwongen de financiën hem wel een deel van het landgoed te verkopen. Zoon Willem Matthias werd in 1882 hoogleraar Romeins recht aan de Leidse universiteit. Zijn Aziatisch- Europese afkomst stond klaarblijkelijk zijn benoeming niet in de weg. Hij stierf al in 1889 ‘aan een hevige keelontsteking’. Na hem kwam het landgoed in handen van een neef, die het – om zijn speelschulden te delgen naar verluid – in 1897 moest verkopen.

Aardenburg 


Aardenburg

In 1860 kocht Jan van Eeghen (1816-1865) een deel van landgoed Moersbergen. Het jaar daarna liet hij op zijn landgoed het neoclassicistische buitenhuis Aardenburg bouwen, ontworpen door ‘hofarchitect’ Lucas H. Eberson. De romantische tuin werd ontworpen door Jan Copijn. Aardenburg dankt zijn naam aan het Zeeuwse Aardenburg. Daar streken de doopsgezinde voorouders van Van Eeghen in 1632 neer, op de vlucht uit de katholieke zuidelijke Nederlanden. Vandaar trokken de Van Eeghens naar Amsterdam. Rond 1780 hadden zij een grote handelsfirma opgebouwd die onder andere handel dreef op Suriname en Curaçao. Zij profiteerden zo van de slavernij in deze Nederlandse koloniën, ondanks de groeiende kritiek onder doopsgezinden op deze mensonterende praktijk.

In de 19e eeuw verschoof de aandacht van de Van Eeghens van de West-Indische naar de Oost-Indische koloniën. Het was Samuel Pieter (Sam) van Eeghen (1853-1934), een zoon van Jan van Eeghen, die zich rond 1900 ontpopte als koning van zakelijk Amsterdam. Als 22-jarige was hij naar Nederlands-Indië gegaan. Daar had hij ‘in een primitief rijtuig vijftien maanden lang over het Indische platteland [..] gereisd, op zoek naar geschikte handelswaar’. Die vond hij. Het handelshuis Van Eeghen bouwde grote belangen op in diverse Indische landbouwondernemingen – van tabak tot copra, een grondstof voor het nieuwe product margarine -, het bracht Indische ondernemingen naar de Amsterdamse beurs, en Sam van Eeghen had diverse commissariaten bij soortgelijke bedrijven.

Sam van Eeghen liet in 1902 Aardenburg verder uitbouwen. Samen met zijn moeder had hij al eerder meer land aangekocht. Sam woonde met zijn vrouw jvr. Olga Catherina Antoinetta van Loon (1856-1936) tot zijn dood op Aardenburg. Olga van Loon was de dochter van Hendrik van Loon en Louise Borski, die op een paar kilometer van Aardenburg het ‘paleis’ Hydepark hadden laten bouwen (zie hiervoor). Na de Tweede Wereldoorlog werd het landgoed gebruikt als militair herstellingsoord (in eerste aanleg voor militairen uit de dekolonisatieoorlog om Indonesië) en daarna als militair revalidatiecentrum.

Wendela Eleonora ten Hove (ca. 1790) (schilderij J.F.A. Tischbein) (RKD)


Huis Doorn

Huis Doorn is natuurlijk vooral bekend door de Duitse ex-keizer Wilhelm II die het huis kocht nadat  hij in november 1918 moest vluchten voor de revolutie in Duitsland. Maar huis Doorn heeft ook koloniale wortels. Het huis stamt uit het midden van de 14e eeuw. Zijn huidige uiterlijk kreeg het rond 1800, na een grondige verbouwing door Wendela Eleonora ten Hove (1750-1814). Zij had Huis Doorn in 1792 gekocht. Wendela’s voorvaderen vervulden allerlei hoge bestuurlijke functies in de Nederlandse Republiek en zij waren bewindhebbers van de WIC en de VOC. Wendela ten Hove gold als de rijkste vrouw van Amsterdam toen zij in 1769 trouwde met Willem Munter (1743-1776) en na zijn dood met Jan Carel rijksgraaf Godin (1752-1787). Over de koloniale banden van de familie Godin spraken wij hiervoor al bij Leeuwenburg. Maar ook de familie Munter was sinds 1650 nauw betrokken bij de WIC en vooral bij de Sociëteit van Suriname. De vader van Willem Munter was bijvoorbeeld 27 jaar (1743-1770) directeur van deze Sociëteit. De Sociëteit van Suriname, opgericht in 1683, was een  samenwerkingsverband tussen de WIC, de Stad Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck. Het was in wezen een particuliere onderneming die tot 1795 Suriname bestuurde met het doel de winsten uit de plantage-economie zo hoog mogelijk en de kosten van bestuur en verdediging zo laag mogelijk te houden.

Willem van der Masch Spakler (1839-1932) (schilderij Jan Veth) (Museum Amsterdam)


Oud Sitio

In 1819 liet jhr. Andries Cornelis Willem Munter (1774-1861), de zoon van Wendela ten Hove en na haar dood eigenaar van Huis Doorn, dichtbij een theehuis bouwen. Dat kreeg de Latijnse naam Sitio (ik heb dorst). Nadat Sitio vanaf 1850 in handen was van de familie van Eeghen (zie Aardenburg) kocht de Amsterdamse industrieel Willem van der Masch Spakler (1839-1932) Sitio in 1903. Hij sloopte het oude huis en liet het huidige Oud Sitio bouwen.

Willem Spakler was medefirmant in de suikerraffinaderij De Granaatappel aan de Amsterdamse Lijnbaansgracht. Die fabriek was in 1854 opgericht door zijn vader en vier andere vennoten. Al in de 18e eeuw stond op die plek een suikerraffinaderij met die naam. Want de raffinage van suiker was sinds de 17e eeuw een bloeiende bedrijfstak in Amsterdam. Tot in de 19e eeuw werd de ruwe rietsuiker aangevoerd van de suikerplantages in Suriname. Vanaf 1830 kwam de rietsuiker meer en meer uit Java. In dat jaar had het koloniale bestuur op Java het zogenaamde cultuurstelsel ingevoerd. De Javaanse bevolking moest voortaan op maximaal 20 procent van haar grond producten voor de Europese markt, zoals rietsuiker, verbouwen. Na 1850 verdrong de Hollandse suikerbiet geleidelijk de rietsuiker als grondstof.

Huis Schoonoord 


Schoonoord

De geschiedenis van Huis Schoonoord gaat terug tot halverwege de 14e eeuw toen op deze plaats een eenvoudige boerderij verrees. Die veranderde door de eeuwen in een buitenplaats waarvan verschillende bewoners koloniale wortels hadden, zoals van 1751 tot 1803 Hendrik Swellengrebel senior en junior (zie hierna Kaapse bossen). In 1840 kocht het Samuel Joh(a)n graaf van Limburg Stirum (1798-1875) het buiten. Hij was het die in 1861 het oude huis liet afbreken en het huidige Schoonoord liet bouwen. Van Limburg Stirum was een telg uit een Nederlands regentengeslacht. Zijn band met het kolonialisme was onder meer een aandeel in plantage Tout Lui Faut in Suriname. Deze suikerplantage was rond 1700 aangelegd. In de 18e eeuw werkten er 150 tot 230 slaafgemaakten. In 1863, toen de slavernij werd afgeschaft, nog 96. De plantage-eigenaren en slavenhouders zoals Van Limburg Stirum werden voor hun verlies gecompenseerd door de Nederlandse overheid. Hij ontving net als zijn twee zussen 1/216 van f 27.600,- dat wil zeggen f 127,-. Slaafgemaakten werden overigens (toen) niet gecompenseerd. Van Limburg Stirums andere band met het kolonialisme school in zijn huwelijk met Susanna Sophia Munter (1800-1855), de kleindochter van Wendela ten Hove en Willem Munter (zie Huis Doorn). Tegenwoordig is het christelijk centrum Brandpunt in het buitenhuis gevestigd.

Tekening van de benedenloop van de Van Standenrivier, Zuid-Afrika uit het reisverslag van Swellengrebel jr. 1775-1777. 


Kaapse bossen

In 1751 kocht Hendrik Swellengrebel sr. (1700-1760) huis Schoonoord (zie hiervoor) en het heidegebied met zandverstuivingen dat daarbij lag. Het verhaal wil dat deze ‘woeste gronden’ hem deden denken aan het gebied bij de Tafelberg bij Kaapstad. Zo kwamen de Kaapse bossen aan hun naam. Hendrik Swellengrebel sr. stamde uit een familie van Duitse handelaren. Zijn vader had in 1692 dienst genomen bij de VOC en was naar Kaapstad gestuurd. In 1700 werd zoon Hendrik daar geboren. Kaapstad was oorspronkelijk een verversingstation van de VOC. VOC-schepen op weg naar of terugkerend uit Azië konden daar hun schepen oplappen en verse voeding inslaan (zie koloniale wandeling Culemborg: Jan van Riebeeck). Maar gaandeweg groeide het aantal vrije kolonisten, die leefden van landbouw en veeteelt op plantages en landgoederen. Ook Johannes Swellengrebel ging in 1716 als ‘vrijburger’ verder. Zijn oudste zoon Hendrik was toen al drie jaar in dienst van de VOC.  Van 1739-1750 zou hij als gouverneur de Kaapkolonie regeren. Hij trouwde met Helena Wilhelmina ten Damme (1796-1746) met wie hij acht kinderen kreeg. In 1751 vertrok hij met zijn drie dochters en jongste zoon richting Utrecht, waar zijn oudste zoons al studeerden. Uit het (uitgegeven) reisdagboek van de zussen Helena (1730-1753) en Johanna (1733-1798) blijkt dat ook de slaafgemaakte Susanna van Bengalen deel uitmaakte van het reisgezelschap. Zij werd echter na aankomst teruggestuurd, omdat slavernij in Nederland niet was toegestaan. Helena Swellengrebel stierf al in 1753, waarschijnlijk in haar eerste kraambed.  Haar vader vernoemde de heuvel in de Kaapse bossen – waarop in 1931 een chalet en theehuis werd gebouwd – naar haar.

Hendrik Swellengrebel jr. (1734-1803) erfde in 1760 Schoonoord met de Kaapse bossen. Van 1775 tot 1777 ging hij terug naar de Kaapkolonie. Hij trok ook door het binnenland van de Kaap en vertelt in zijn (recent uitgegeven) reisverslag over zijn contact met de oorspronkelijke bevolking. Zijn droom was om net als zijn vader gouverneur van de Kaap te worden. Het VOC-bestuur benoemde begin jaren 1780 echter een conservatievere geest dan Swellengrebel jr. Hij zou teveel begrip hebben voor de kolonisten die af wilden van het handelsmonopolie van de VOC en een stem in het bestuur van de kolonie opeisten. Een ander twistpunt was de trek van de kolonisten verder het binnenland in wat leidde tot strijd met de oorspronkelijke bevolking en de VOC op kosten joeg. De groei van de Kaapkolonie was vanaf het begin gepaard gegaan met oorlog tussen de kolonisten en de oorspronkelijke bevolking, eerst met de Khoikhoi aan de Kaap, begin jaren 1770 met de San dieper in het binnenland en in 1779 begon de strijd tussen de Xhosa en de ‘trekboeren’.  De groei van de Kaapkolonie ging niet alleen over de rug van de oorspronkelijke bevolking. De kolonie dreef meer en meer op slavernij. Een klein deel van de slaafgemaakten kwam uit zuidelijk Afrika, maar het leeuwendeel van de slaafgemaakten waren Afrikanen van elders. Toen Hendrik Swellengrebel sr. in 1751 de Kaap verliet, woonden er 5.500 slaafgemaakten, aan het eind van de 18e eeuw naar schatting 17.000 slaafgemaakten. Zij werden ingezet in de landbouw en veeteelt en in de huishoudens van de kolonisten.

Bronnen
Nationaal Archief: Suriname: registers tot slaafgemaakten (Slavenregisters) 1826-1863; Plantage Suriname 1690-1909; Suriname: vrijgelaten slaven (manumissies) 1832-1863: plantage Tout Lui Faut; invnr. 1.10.47 archief familie Ten Hove.
Amsterdams Archief: invnr 447 archief handelshuis Van Eeghen & Co; invnr 498 archief familie Van Eeghen.
Marijke Barend-Van Haeften red., Op reis met VOC. De openhartige dagboeken van de zusters Lammens en Swellengrebel (Zutphen 2002).
Pepijn Brandon e.a., De slavernij in Oost en West. Het Amsterdam onderzoek (Amsterdam 2021).
Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië (Batavia 1917) lemma ‘koelie’.
Karwan Fatah-Black e.a., Dienstbaar aan de keten? De Nederlandsche Bank en de laatste decennia van de slavernij, 1814-1863 (Leiden 2022).
Petra Groen e.a., Krijgsgeweld en kolonie. Opkomst en ondergang van Nederland als koloniale mogendheid 1816-2010 (Amsterdam 2021).
Inger Groeneveld, ‘Internationale representatie en modern wooncomfort voor Louise van Loon-Borski’, in R. van der Laarse red., Beelden van de buitenplaats. Elitevorming en notabelencultuur in Nederland in de negentiende eeuw (Hilversum 2014) 127-148.
T.G.E. Hoedt, Indische Bergcultuurondernemingen (Wageningen 1930).
Dieneke Hondius e.a., Gids slavernijverleden Nederland (Amsterdam, s.a.)
G.B. Hooijer, De krijgsgeschiedenis van Nederlandsch-Indië van 1811 tot 1894(3 dln. Den Haag 1895).
Gerhard de Kok en Pepijn Brandon, Het slavernijverleden van voorlopers van ABN AMRO. Een onderzoek naar Hope & Co en R. Mees & Zoonen (Amsterdam 2022).
N.A. van Horn, Eeghen, ‘Samuel Pieter van (1853-1934)’, Huygens ING Biografisch portaal.
Ronald van Immerseel, Park Huis Doorn. Tuinhistorisch onderzoek en waardestelling (Amersfoort 2017).
Nancy Jouwe e.a., Slavernij en de stad Utrecht (Zutphen 2021).
Kees de Kruyter, Geschiedenis Hydepark, 2013. Via www.ruimzicht.nl/2021/12/historie-landgoed-hydepark.
Olivier Mertens red., Doorn en Sterkenburg. Twee aloude burchten in het Sticht (Stichting Landgoedvrienden 2011).
Elsa Miedema, Samen op eigen kracht. Militair revalidatie centrum Aardenburg 1946-2021 (Amsterdam 2021).
Het Nederlands Patriciaat jrg 5 (1914) familie Scherpenberg.
Ruud Paesie, ‘Slavenhandel werd zelfs gestimuleerd’, Provinciale Zeeuwse Courant, 7 juni 2014.
A.Paets tot Gansoyen, De rechtsverhouding tusschen den werkgever en den Nederlandsch-Indische werkman op Java (Surabaya 1909).
W.A. van Rees, De Bandjermasinsche krijg van 1859-1863 (2 dln, Arnhem 1865).
Cordula Rooijendijk, Vrije Jongens. Een geschiedenis van de Nederlandse handel (Grave 2015).
Matthias van Rossum, Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC (Hilversum 2015).
[Th.F. Schill], ‘Ter Herinnering’, Indische Gids, 1889 (1) 433-434.
G.J. Schutte, ’Inleiding’ Hendrik Swellengrebel jr., Briefwisseling oor Kaapse Sake, 1982 (zie www.dbnl.nl)
Schutte, G.J., Hendrik Swellengrebel in Afrika: Journalen van Drie Reizen in 1776-1777 (Cape Town 2018).
Valika Smeulders en Okke ten Hove, ‘Van Elisabeth Samson tot jonkheer Ascianus van Sypesteyn. De vele opmerkelijke verbanden tussen Den Haag en Slavernij’, Holland. Historisch Tijdschrift (2014-1) 2-10.
Soerabajasch Handelsblad, 20-1-1903, 25-8-1912 (over August Scherpenberg).
J.P. van de Voort, De Westindische plantages van 1720 tot 1795, financiën en handel (Eindhoven 1973).
Kees Zandvliet, De 500 Rijksten van de Republiek. Rijkdom, geloof, macht en cultuur (Zutphen 2020)
Nota ‘De werk- en leveringscontracten ten behoeve van ondernemingen van landbouw en nijverheid op Java en Madoera’, Batavia 1900.
Maartje Duin en Peggy Bouva, De plantage van onze voorouders, podcast VPRO 2020.
Laura van Hasselt, Van Eeghen en de slavernij, blogpost: Amsterdam museum 7 mrt 2022
www.huizenaanhetjanskerkhof.nl
www.vockenniscenttrum.nl
w www.tacotichelaar.nl/societeit van suriname
www.voc-website.nl
www.voc-kenniscentrum.nl
www.delpher.nl
www.defensie.nl/databank-dapperheidsonderscheidingen
www.lokaalausterlitz.nl (familie de Beaufort)
www.driebergsdorpsfeest.nl/publicaties/06-koffierijkdom op de horst