KOLONIALE WANDELING HOORN

Van oude zaken die niet voorbij gaan

Geen stad die zo sterk getekend is door Hollands koloniale geschiedenis als Hoorn. In de 17e en 18e eeuw waren de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie de kurk waarop de Hoornse economie dreef. De scheepsbouw floreerde, toeleveringsbedrijven deden goede zaken, zeelui en soldaten uit Hollands Noorderkwartier begonnen hier hun wereldreis en exotische producten uit de hele wereld stroomden de stad binnen. En tot op de dag van vandaag beroemt Hoorn zich erop de geboortestad te zijn van Jan Pietersz. Coen, de grondlegger van het Nederlandse koloniale imperium in Azië, alle postkoloniale discussies ten spijt. Omdat er in Hoorn zoveel koloniale geschiedenis te ontdekken valt, moesten we kiezen. We leggen de nadruk op verhalen over Horinezen die overzee geschiedenis schreven en minder op degenen die thuis bleven. Al zijn er natuurlijk uitzonderingen.

Lengte wandeling:
6 of 16 km

Start- en eindpunt:
Station Hoorn
Parkeerplaats:
Transferium Van Dedemstraat

Horeca:
Diverse in de stad
Musea:
Westfries Museum (gesloten tot 2025)

Ook geschikt voor andere GPX apparaten

De route

  1. Neem op het station uitgang Centrum. Met je rug naar de stationsuitgang direct linksaf (houd het plantsoen aan je rechterhand). Aan het eind van het plantsoen vind je rechts de gedenknaald voor Willem Karel baron van Dedem, burgemeester van Hoorn van 1875 tot 1891 en de grote aanjager achter het beeld van Jan Pieterszoon Coen in het centrum van Hoorn. 
  1. Loop verder langs de gedenknaald en op de kruising linksaf: Noorderstraat. Waar links en rechts water te zien is, links aanhouden en doorlopen tot de voorrangsweg. Daar rechtsaf: Achterstraat (in de verte zie je een beeld boven de poort van het Doelengebouw). Op de viersprong rechtdoor: Korte Achterstraat. Loop door tot Korte achterstaat 6, het poortje van het Burgerweeshuis. 
  1. De Korte Achterstraat verder uitlopen. Aan het eind scherp linksaf: Muntstraat. Doorlopen tot Muntstraat 4, Oost-Indisch Huis.

VOC pakhuizen

  1. De Muntstraat verder uitlopen. Links aanhouden en over de brug. Links voor je, op Onder de Boompjes 21 en 22, zie je twee pakhuizen van de VOC. Het eerste pakhuis toont op de gevelsteen uit 1606 een zak specerijen, peperdure handelswaar van de VOC. Het tweede pakhuis dat rond 1610 werd gebouwd toont twee driemasters onder Hoornse vlag, vermoedelijk de grote spiegelretourschepen van de VOC.  Het opschrift V.O.Compagnie stamt uit 1940. Loop de brug over en ga rechtdoor, links langs de VOC-pakhuizen. In de 17e eeuw, toen de VOC-pakhuizen aan de achterkant werden uitgebouwd tot de vestingwal, heette deze straat Oostindische steeg.
  1. Net voor de grote (Velius)brug rechtsaf: een pad door het Oosterplantsoen. Je komt uit bij de Oosterpoort. Hier rechtdoor over de zebra en rechtdoor (ABC) met rechts een appartementencomplex en links een parkeerplaats. Aan het eind van het ABC rechtsaf Binnenluijendijk. Met een trap de dijk op en rechtsaf over de Binnenluijendijk.  Aan de overzijde van de Vluchthaven waar je langs loopt, ligt nu het Julianapark. Dat gebied hoorde in de 17e eeuw bij de nieuwe haven die hier in 1608 werd aangelegd. Die grote haven werd omsloten door de Buitenluijendijk. Aan die dijk lag de scheepswerf van de VOC. Loop door tot Binnenluijendijk 2, het vroegere West-Indisch Huis.
  1. Aan het eind van de Binnenluijendijk de bocht naar rechts aanhouden: Slapershaven. Steek het brugje over en dan linksaf: Oude Doelenkade. Loop door tot Oude Doelenkade 17, het huis van de scheepsbouwer Pieter Jansz Liorne.
  1. Loop even terug over de Oude Doelenkade en dan de eerste straat links: Mallegomsteeg. Eerste straat linksaf, Lindestraat. Hier (waar precies is onbekend) woonde Jan Reeps, die eind 17e eeuw een kolonie in het Amazonegebied probeerde te stichten.
  1. Loop de Lindestraat uit. Aan het einde linksaf: Korenmarkt. Aan het einde rechtsaf over de brug en direct linksaf: Veermanskade. Op Veermanskade 15 is het geboortehuis te vinden van de VOC-schipper Willem Ysbrandsz Bontekoe (1587-1657).
  1. Loop verder in de richting van de Hoofdtoren. Net voor de Hoofdtoren is het beeld van de scheepsjongens van Bontekoe te vinden. Het scheepsjournaal van schipper Bontekoe werd door Johan Fabricius in 1924 naverteld in het spannende jongensboek De scheepsjongens van Bontekoe waarvan inmiddels meer dan 150.000 exemplaren zijn gedrukt. Het boek werd nog in 2007 verfilmd door Steven de Jong. Loop de Houten steiger op (Houten Hoofd). Aan het eind staat het borstbeeld van Willem Ysbrandsz Bontekoe.
  1. Loop over de steiger terug naar de Hoofdtoren en sla daar linksaf. Loop in de richting van het Oostereiland waar de bruine vloot ligt aangemeerd. In de zeemuur tussen de Hoofdtoren en de brug naar het Oostereiland is een Gedenksteen Kaap Hoorn verwerkt. De steen herinnert aan de expeditie van Willem Schouten en Jacob le Maire in 1615-1616.
  1. Net voor de brug naar het Oostereiland rechtsaf: Achterophetzand. Eerste straat rechtsaf: Melknapsteeg. Op de viersprong linksaf en eerste straat rechts: Foreestensteeg. Aan het eind linksaf en op de T-splitsing rechtsaf: Appelhaven. De tweede straat links, Appelsteeg, die je op het Grote Oost brengt.
  1. Het Grote Oost was de voornaamste straat van Hoorn waar de grote koopmannen en regenten van Hoorn hun domicilie hadden. We lichtten er een uit: de familie Van Foreest die actief was in de VOC en de WIC. Nanning van Foreest liet op nr 43 het Foreestenhuis bouwen. In de Oosterkerk aan het Grote Oost 58-60 herinneren verschillende objecten aan Hoorns koloniaal verleden. De kerk is in de zomermaanden geregeld te bezichtigen.
  1. Sla na Grote Oost nr 115 linksaf, de Bagijnesteeg in. Aan het eind op de T-splitsing linksaf:  Gerritsland en vervolgens de tweede straat rechts: Gravenstraat en daarna de eerste straat links: Peperstraat. Deze brengt je naar het Kerkplein met de Grote Kerk. De huidige kerk stamt uit 1881-1882 en is de derde kerk die op die plaats is her- of gebouwd. In de eerdere kerken predikten de dominees Jacobus Hondius en Engelbertus Matthias Engelberts. Beiden waren tegenstanders van de slavernij waarop een plantagekolonie als Suriname dreef.
  1. Loop linksom het Kerkplein over en sla linksaf: Kerkstraat. Op Kerkstraat 15 zien we de pui van een vroegere winkel in koloniale waren. Wandel verder naar Kerkstraat 10 waar de VOC-bewindhebber Lucas Merens woonde.
  1. Loop de Kerkstraat helemaal uit. Je komt op het centrale plein van Hoorn: de Roode Steen met het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. Aan de Roode Steen is sinds 1880 ook het Westfries Museum gevestigd in het rijk versierde voormalige gebouw van de gecommitteerde raden (het bestuur) van West-Friesland en het Noorderkwartier. Dit museum heeft veel aandacht voor Hoorns koloniale verleden, maar is helaas tot 2025 gesloten.
  1. Houdt het museum aan je linkerhand en het standbeeld aan je rechterhand en loop dan over de Roode Steen rechtdoor de Grote Noord in. Sla de eerste straat rechts in: Lange Kerkstraat. Aan het eind linksaf: Nieuwstraat. Op Nieuwstraat 18 is het Oost-Indisch Huis. Hier was het bestuur van de VOC gevestigd voordat het Oost-Indisch Huis aan de Muntstraat werd gebouwd.

Zwaanendael Museum Lewes   

  1. Loop verder tot de hoek Nieuwstraat 23 en Nieuwsteeg. Hier staat het Statenlogement uit 1613 dat vanaf 1796 fungeerde als stadhuis. Het gebouw stond model voor het Zwaanendael Museum in de stad Lewes in de Verenigde Staten. De relatie met Hoorn stamt uit 1631 toen David Pietersz de Vries uit Hoorn in dit gebied Nederlandse kolonie Swanendael  stichtte.

Alliantiewapen Velius en Coode van der Burgh   

  1. Houd vanuit de Nieuwstraat links aan Gouw (dus niet de Nieuwsteeg in). Op Gouw 7 is onder de kroonlijst de gevelsteen te vinden met het alliantiewapen van Thymon Velius (1704-1764) en Ida Codde van der Burgh (1719-1794). Thymon Velius was de achterkleinzoon van de bekende Hoorns kroniekschrijver Theodorius Velius. Thymon Velius maakte deel uit van het stadsbestuur maar werkte ook voor de VOC, eerst als klerk en later als boekhouder.
  1. Loop Gouw verder af tot de viersprong. Hier linksaf, de Gedempte Turfhaven op. Aan de Turfhaven (waar precies is onbekend) woonde de koopman en reder Jan Martsz Merens.
  1. Loop de gedempte Turfhaven verder af. Deze gaat over in Breed.  Op Breed 38 vinden we De gekroonde jaagschuit, een winkel in koloniale waren van de familie Kaag.
    Op dit punt kun je ervoor kiezen terug te lopen naar het station (zie punt 21), dan wel nog een wandeling te maken over de Markermeerdijk naar Scharwoude en weer terug naar Hoorn  (zie punt 22; verlengt de wandeling met 10 km).
  1. Naar het station: Loop terug over Breed en neem dan de eerste weg links: Kleine Noord. De vierde straat rechts (nog steeds Kleine Noord) brengt je terug bij het station.
  1. Naar Scharwoude en terug: Let op: de dijkverzwaring van de Markermeerdijk richting Scharwoude duurt zeker tot en met 2025. Het eerst stuk met de stadsstranden bij Hoorn is al wel  af, maar na een kilometer kun je niet verder. Daarom lopen we vooralsnog over de oude dijk tot Scharwoude, en vandaar door een klein natuurgebied terug naar Hoorn
    Naar Scharwoude: loop het Breed helemaal uit. Aan het eind linksaf (Hoge Vest) en direct rechtsaf Westerdijk (houdt de schouwburg, het gebouw met het groene glas) aan je linkerhand. De eerste 300 meter loop je (helaas) op het fietspad over de dijk. Daarna kun je over het voetpad op de kruin van de dijk. Loop ruim 4 km tot wandelknooppunt 93 in Scharwoude.
  1. Hier rechtsaf de dijk af naar wandelknooppunt 94. Direct over het spoor rechtsaf, een fietspad in. Volg vanaf hier de blauwe pijlen van de Hoornse hoproute. Je loopt naar wandelknooppunt 91. Daar rechtsaf naar wandelknooppunt 40 (blijf de blauwe pijlen volgen). Bij wandelknooppunt 40 linksaf over de parkeerplaats naar wandelknooppunt 89. Bij wandelknooppunt 89 rechtdoor de brug over en direct rechtsaf, een fietspad naar wandelknooppunt 87. Hier rechtsaf en door een smal tunneltje onder het spoor door. Bij de T-splitsing linksaf. Blijf de blauwe pijlen volgen richting wandelknooppunt 88. Je komt langs een padelbaan en K.V. Flevo.
  1. Blijf de blauwe pijlen volgen tot waar het fietspad uitkomt op de straat Poldermolen. Hier niet de blauwe pijl volgen naar rechts richting de dijk maar rechtdoor over het fietspad. Over een lange brug richting Houtzaagmolen (straatnaam) en net voor het einde van de brug rechtsaf, een voetpad richting de dijk. Daarna volg je het pad naar links onder langs de dijk. Waar rechts een trap de dijk op gaat sla je rechtsaf over een brug en direct linksaf een asfaltpaadje direct onder langs de dijk. Dit volg je tot je een houten brug met trappen bereikt. De trap naar de brug op en boven rechtsaf en vervolgens linksaf, de dijk op.
  1. Loop verder over de dijk tot de schouwburg aan je rechterhand. Als je die bent gepasseerd linksaf de dijk af en het Breed op. Sla de tweede links in: Kleine Noord. De vierde straat rechts (nog steeds Kleine Noord) brengt je terug bij het station.
De Rode Steen na onthulling standbeeld JP Coen

Onthulling van het beeld van J.P. Coen, 1893 (publiek domein)


Willem Karel baron van Dedem (1839-1895) 

Toen baron van Dedem in 1875 burgemeester van Hoorn werd, had hij al een carrière als jurist in Nederlands-Indië achter de rug. En in 1891 nam hij afscheid van Hoorn om minister van Koloniën te worden (voor zijn koloniale en ministeriële loopbaan zie de koloniale wandeling Heerde). Ook als burgemeester hield hij zich bezig met koloniale zaken. Hij werd in 1887 voorzitter van een comité dat zich inspande om een beeld voor Jan Pietersz Coen op te richten. Zo’n beeld paste bij het groeiende nationalisme in Nederland. Dat gedijde op Nederlands ‘grootse’ verleden en zijn koloniale rijk. Zonder dat laatste telde Nederland internationaal niet mee in de ogen van Van Dedem en de rest van de politieke elite. Als grondlegger van ‘ons Indië’ was Coen volgens hen dan ook een vaderlandse held, die een standbeeld meer dan verdiend had. Niet iedereen was het met hen eens. Kenner van de VOC-geschiedenis J.A. van der Chijs noteerde in 1886; ‘Ware voor Coen niet reeds een standbeeld opgericht [in Batavia] ik betwijfel of zulks nog zoude verrijzen. Aan zijnen naam kleeft bloed’. In sociaal-democratische kring oordeelde men in 1893: ,,Men wischt de bloedvlekken niet af van Coen’s nagedachtenis door de bewering, dat hij moet beschouwd worden als een kind van zijn tijd […]. Coen is en blijft een hond.’’ Deze kritiek maakte geen indruk. Op 30 mei 1893, op de dag dat Coen in 1619 de stad Jakatra op Java veroverde, werd het ‘nationale monument’ op de Roode Steen onthuld. Drie ministers, onder wie Van Dedem, waren van de partij. Hoorn vierde twee dagen feest.


Het Burgerweeshuis

In 1574 werd in een deel van het vroegere Mariaklooster een protestant Burgerweeshuis gevestigd. Hoornse wezen en vondelingen kregen hier onderdak, voeding, kleding en scholing tot ze 18 waren. Dan moesten ze aan de slag. Veel jongens monsterden aan als zeeman of soldaat bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). Dat was een riskant bestaan. Van degenen die tekenden bij de VOC keerde een derde niet terug uit Azië. De lijntjes tussen het Burgerweeshuis en de VOC en WIC waren kort. De bestuurders van het Weeshuis, VOC en WIC kwamen vaak uit dezelfde regentenfamilies. Zo kon een constante aanvoer van personeel worden gegarandeerd. Overigens waren in heel Nederland weeshuizen een belangrijke bron van personeel voor de VOC en de WIC.

Bewindhebbers van de VOC-kamer Hoorn, schoorsteenstuk door Jan de Baen, 1682 (Westfries Museum)


Oost-Indisch Huis

In 1602 werd onder druk van de overheid de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. De VOC kreeg van de regering het alleenrecht voor de vaart en handel op Azië. Zo dwong zij Nederlandse ondernemers die handel dreven op Azië de handen ineen te slaan. Het hoofdbestuur van de VOC zetelde afwisselend in Amsterdam en Middelburg. In het hoofdbestuur waren alle zes afdelingen (kamers) vertegenwoordigd waaruit de VOC bestond. Ook in Hoorn, hoofdstad van het Noorderkwartier en West-Friesland, was een VOC-kamer gevestigd. De kamer Hoorn werd bestuurd door zeven bewindhebbers. Een van hen had ook zitting in het hoofdbestuur. Een bewindhebber moest minstens voor f 3000,-  aandelen VOC bezitten. Hij behoorde dus per definitie tot de elite van Hoorn. De zeven bewindhebbers die de Kamer Hoorn bestuurden, zetelden in het Oost-Indisch Huis. Dat was eerst gevestigd in het vroegere Geertenklooster aan de Nieuwstraat (we komen er nog langs) en vanaf 1667 in dit pand aan de Muntstraat. Iedere kamer moest zelf schepen bouwen, bevoorraden en bemensen. In totaal liet de VOC-Hoorn zo’n 110 schepen bouwen op de Hoornse werf. Zij zond circa 6.500 man uit Hoorn overzee. Duizenden anderen in Hoorn en omgeving hadden in die twee eeuwen werk dankzij de VOC.

Maar de VOC was meer dan een handelsonderneming. Zij mocht ook onderhandelen met de machthebbers in Azië, oorlog voeren tegen hen en Europese concurrenten, en gebieden veroveren, besturen en exploiteren. En dat deed zij ook. Zij veroverde een aantal gebieden om daar een handelsmonopolie te kunnen afdwingen, zoals Ambon en omgeving (kruidnagels), de Banda-eilanden (nootmuskaat en foelie), delen van Sri Lanka (kaneel) en Java (peper en koffie). Elders in Azië volstond ze met de oprichting van handelsposten. Zo groeide er een VOC-handelsnetwerk van Deshima in Japan tot Mocca in Jemen. Een van de ‘producten’ waarin de VOC ook handelde waren mensen. De slavenhandel was echter voor de VOC geen core-business. Volgens de huidige stand van het onderzoek werden in de 17e en 18e eeuw naar schatting 600.000 tot 1,1 miljoen mensen als slaaf naar het VOC-gebied verscheept, voor een klein deel door de VOC, maar grotendeels door particuliere handel van VOC-personeel en andere Europese, Aziatische en Arabische handelaren.

Monogram WIC West-Indisch Huis 


West-Indisch Huis  

In 1621 werd in Amsterdam de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. Zij kreeg het monopolie op de Nederlandse handel op de Amerika’s en Afrika. En net als de VOC was zij meer dan een handelsonderneming: zij mocht oorlog voeren, gebied veroveren en bondgenootschappen sluiten. Het hoofdkwartier van de WIC zetelde in Amsterdam. Zij telde vijf afdelingen, waaronder de kamer van het Noorderkwartier. Deze bestond uit zes steden uit het Noorderkwartier waarvan Hoorn en Enkhuizen de belangrijkste waren. In beide steden was een West-Indisch huis te vinden. Dat in Hoorn werd in 1629 aan de Binnenluyendijk gevestigd. De WIC veroverde in de jaren 1630 een deel van Portugees Brazilië. Die kolonie was een goudmijn door de suikerplantages waarop duizenden Afrikanen gedwongen werden als slaaf te werken. Zo raakte ook de WIC betrokken bij de grootscheepse slavenhandel. Centrum voor die Nederlandse mensenhandel was fort El Mina op de Westafrikaanse kust dat de WIC in 1637 veroverde. Toen de WIC in 1654 Brazilië verloor, bleef de slavenhandel tot ca. 1740 een van haar hoofdactiviteiten. Daarna hield de WIC zich vooral bezig met het beheer van haar koloniën, waaronder de plantagekolonie Suriname – die dreef op slavernij – en de handelskolonie Curaçao. In totaal verhandelde de WIC 300.000 Afrikanen. Hoorn was hier direct bij betrokken. Het nieuwste onderzoek leert dat het Noorderkwartier 75 schepen uitreedde tussen 1674 en 1740. Die vervoerden 33.000-35.000 Afrikanen als slaven naar de Amerika’s. Het Hoornse aandeel hierin bedroeg 16.500 tot 17.500 slaafgemaakte mensen.

Fluitschip  (Wenceslaus Hollar, 1647, Rijksmuseum)


Pieter Jansz Liorne (1561-1620)  

Pieter Jansz Liorne was een handelaar op het Baltisch gebied en Italië, scheepsbouwer en een van de eerste bewindhebbers van de VOC in Hoorn in 1602. Rond 1595 had hij een  nieuw scheepstype ontwikkeld voor de vrachtvaart op de Oost- en Middellandse zee: het fluitschip. De VOC en de WIC gebruikten voor de reis naar Azië en de Amerika’s aanvankelijk liever de grotere, zwaarder bewapende spiegelretourschepen. Maar interesse in de goede en goedkope fluitschepen had de VOC wel. Na enkele aanpassingen gebruikte de VOC het fluitschip van 1660 tot 1690 volop voor de handel binnen Azië. Toen bleek dat het fluitschip door zijn ronde vormen minder geschikt was voor tropische wateren. Aanpassingen volgden, waardoor het fluitschip echter onherkenbaar veranderde.

Dorp van de Caraïben, een van de inheemse stammen (Diarama Gerrit Schouten 1810, Rijksmuseum)


Jan Reeps (ca. 1650-1697)

In de Lindenstraat woonde rond 1670 Jan Reeps met zijn vrouw. Reeps zocht zijn fortuin overzee. Hij werkte van 1676 tot 1685 voor de VOC in Oost-Indië. Als onderkoopman verdiende hij niet veel, maar met smokkelhandel vergaarde hij toch een aardig kapitaal. Met dat geld begon Reep in 1692 aan een heel ander avontuur. Mogelijk geïnspireerd door zijn neef David Pietersz de Vries (zie hieronder) wilde hij in het huidige Frans-Guyana een plantagekolonie stichten. Nederlandse kolonisten zouden daar suiker, katoen en tabak voor de Europese markt produceren. Voor het zware werk op de plantages wilde Reeps Afrikanen als slaven inzetten. De Nederlandse overheid en de WIC keurden Reeps kolonisatieplan goed, mits Reeps de slaafgemaakten afnam van de WIC, die een monopolie had op de slavenhandel. Slechts een handjevol aspirant-kolonisten durfden het avontuur aan. In september 1692 vertrok Reeps’ schip, de Amasone, met 44 man aan boord. Het werd een ware helletocht. Na drie maanden leed het schip schipbreuk voor de kust van Portugees Brazilië. Dagenlang roeiend in een sloep met nauwelijks water en voedsel wist Reeps met 14 man net voor oudejaarsdag een dorp te bereiken. De inheemse bevolking ontving hen gastvrij. Daarna moest Reeps maanden soebatten voordat de Portugezen hen naar Suriname lieten vertrekken. In een sloep en twee kano’s arriveerden de 18 overlevenden op 18 juli 1693 in Paramaribo. Reeps maakte zich daar zo verdienstelijk dat de gouverneur hem drie plantages cadeau deed. Dat en het verslag dat hij schreef waren het enige dat hij overhield aan zijn kolonisatiepoging. In juni 1693 was hij weer thuis in Hoorn, waar hij in 1697 overleed.

Beeld van Willem Ysbrandsz Bontekoe (beeldhouwer Henk Visser)


Willem Ysbrandsz Bontekoe (1587-1657)

Willem Ysbrandsz Bontekoe stamde uit een familie van Hoornse zeevaarders. Hij voer in Europa tot zijn schip De Bontekoe in 1617 werd gekaapt door Barbarijse zeerovers. Hij bracht het er levend af, maar zijn schip was hij kwijt. Noodgedwongen nam hij dienst bij de VOC. Eind 1618 vertrok hij met zes andere schepen van Texel naar Java. Het werd een rampenreis. Hij kwam terecht in een storm, kon Kaap de Goede Hoop niet aandoen en toen hij eindelijk straat Sunda (tussen Java en Sumatra) bereikte, brak er brand uit op het schip en ontploften 350 vaatjes buskruit. 119 man kwamen om. Uiteindelijk bereikte hij met 56 man Batavia (nu Jakarta). Daar zwaaide gouverneur-generaal Jan Pietersz Coen, die Bontekoe nog kende uit Hoorn, de scepter. Coen stuurde in 1622 twaalf schepen uit om de Portugezen in China dwars te zitten en een aandeel te veroveren in de Chinese zijdehandel. Een schip stond onder bevel van Bontekoe. Het aanvankelijke doelwit was de Portugese kolonie Macau aan de Chinese kust. De Portugezen gaven de VOC-schepen een pak slaag. Daarop richtte de VOC-vloot haar pijlen op de Pescadores, een eilandengroep in de straat van Taiwan. Het draaide uit op oorlog tussen China en de VOC. Een grote Chinese vloot verjoeg de VOC in 1624 van de Pescadores. Alleen op Taiwan tolereerde China de VOC nog. Bontekoe arriveerde eind 1625 weer in Hoorn. Zoals iedere schipper hield hij van zijn reizen een scheepsjournaal bij. In 1646 gaf hij zijn scheepsjournaal als boek uit. Dit Iournael van Bontekoe werd een bestseller. Het was twee eeuwen het best verkochte boek in Nederland.

Kaart van de nieuwe doorvaart zuid van Straat Magellaan door Willem Schouten, 1616.


Willem Cornelisz Schouten en Jacob le Maire 

Willem Schouten (1577-1625)en Jacob le Maire (ca. 1585-1616) danken hun bekendheid aan de ontdekkingsreis die zij in 1615-1617 maakten, op initiatief van Isaac le Maire, de vader van Jacob. Deze schatrijke Amsterdamse koopman was in 1602 met f 85.000,- de grootste investeerder in en een van de eerste bewindhebbers van de VOC geweest. Maar in 1605 was hij wegens fraude uit het VOC-bestuur gezet. Om wraak te nemen richtte hij in 1614 de Australische Compagnie op. Doel was een nieuwe route te vinden naar Oost-Indië en/of het nog onbekende Australië. Op de bestaande routes via Kaap de Goede Hoop (Z-Afrika) of via Straat Magellaan (Z-Amerika) had de VOC een monopolie. Dat monopolie wilde Le Maire sr. breken door een nieuwe doorgang te zoeken tussen de Atlantische en Stille Oceaan. Zo hoopte hij een nieuw handelsgebied, Australië, te kunnen aanboren en een voet tussen de deur te krijgen in Oost-Indië. De expeditie bestond uit twee schepen. De Eendracht (225 ton) met als schipper Willem Schouten uit Hoorn die al drie reizen naar Oost-Indië achter de rug had. De kleinere Hoorn (69 ton) had als schipper zijn broer Jan Schouten. Het commando over de hele expeditie lag bij Isaacs zoon Jacob le Maire. Half juni 1615 vertrokken de schepen van Texel. Zes maanden later arriveerden ze voor de oostkust van Patagonië en begon de zoektocht naar een nieuwe doorgang naar de Stille Oceaan. Op 25 januari 1616 voer de Eendracht – de Hoorn was door brand verwoest – door een zeestraat die zij naar Jacob le Maire vernoemden. Vier dagen later rondde de Eendracht de punt van de zuidelijkste eilandkaap van Zuid-Amerika, die zij Kaap Hoorn doopten. De ontdekking van een nieuwe, kortere en bredere doorgang tussen de Atlantische en Stille Oceaan was een feit. Daarna wilde Le Maire richting Australië, maar Schouten koerste via Nieuw-Guinea naar Java. Op 29 oktober arriveerden de ontdekkingsreizigers in Jakatra op Java. Daar wachtte hen een koude douche. Jan Pietersz Coen nam schip en goederen in beslag omdat Le Maire het VOC-monopolie zou hebben geschonden. Het was weer oorlog tussen Le Maire en de VOC. Wapen in de strijd was het scheepsjournaal. De eerste versie verscheen in 1618 onder auspiciën van de VOC en hierin ging alle eer naar Schouten. In 1622 gaf Isaac le Maire zijn versie uit van het scheepsjournaal, nu met zijn zoon – gestorven op oudjaarsdag 1616 – in de hoofdrol. Inmiddels zijn beide journalen samen in een band uitgegeven.

Nanning van Foreest (1682-1745) (door Nicolaas Verkolje, Museum Alkmaar)   


Foreestenhuis (Grote Oost 43)

Hoorn werd in de 17e en 18e eeuw geregeerd door enkele machtige families, zoals de familie Merens, Van Bredehoff, Van Akerlaken en Van Foreest. Deze families verdeelden onder elkaar de functies in het stadsbestuur en andere posities die status of geld opleverden. Ook de bewindhebbers van de VOC en de WIC in Hoorn kwamen uit deze regentenfamilies. Jan van Foreest (1586-1651) was in 1621 een van de oprichters van de WIC en zat ook namens de kamer Hoorn in het hoofdbestuur. Ook zijn zoon Dirk (1614-1679) was bewindhebber van de WIC-kamer in Hoorn. Diens zoon Jacob (1640-1708) was zowel bewindhebber van de WIC- als de VOC-afdeling Hoorn. Datzelfde gold voor diens zoon Nanning van Foreest (1682-1745), met f 1,3 miljoen in zijn tijd de rijkste man van Hoorn. Het was deze Nanning die ter gelegenheid van zijn huwelijk met Maria Eva van Akerlaken dit stadspaleis aan de Grote Oost liet bouwen. Of beter: hij plaatste een nieuwe gevel voor drie oude panden. In de kroonlijst is het familiewapen te zien.

Grafzerk met VOC-schip, Oosterkerk.


Oosterkerk (Grote Oost 58-60)

In deze oude schipperskerk herinneren verschillende zaken aan Hoorns koloniale verleden. Het glas in lood raam uit 2016 ‘Ode aan Hoorns maritiem verleden’ geeft een beeld van de haven van Hoorn in 1622 met prominent in beeld een Oost-Indiëvaarder. Aan de westkant van het koor is een grafsteen te vinden waarin een VOC-schip is uitgehouwen. Ook is een scheepsmodel uit 1904  van de Halve Maen aanwezig. Met dit schip opende Henry Hudson, die in dienst was van de VOC, in 1609 de Nederlandse handel op Noord-Amerika. Tot slot is in 1963 een plaquette van de Stichting Nederlandse Kaap Hoorn Vaarders in de kerk aangebracht.

Engelbertus Matthias Engelbertus (beeldbank Hoorn)


Jacobus Hondius en Engelbertus Matthias Engelberts

In de beginjaren van de VOC en WIC keerde de protestante staatskerk zich tegen slavernij en slavenhandel. Dat vond zij praktijken voor rooms-katholieke landen, niet voor een eerzame protestante natie als Nederland. Toen de slavenhandel echter een lucratieve business bleek, verdedigden de meeste Nederlandse dominees haar met een beroep op de bijbel. Maar in orthodox protestante kring bleven sommige predikanten zich verzetten. Een van hen was dominee Jacobus Hondius (1629-1691). Hij was van 1661 tot 1691 dominee van de Grote Kerk in Hoorn. Hij kreeg landelijke bekendheid door de ‘zondecatalogus’ die hij schreef, Het Swart register van duysent Sonden (1679). Een van de zonden die een gelovig mens kon begaan was het handelen in slaven […]  alsof het maer beesten waren. Daer het immers menschen zijn van de selfde nature gelijck als sy.’ Zijn kudde hoorde het aan, maar de koopman won het van de dominee. Ook Engelbertus Matthias Engelberts (1731-1807), dominee in de Grote Kerk van 1763 tot 1797, keerde zich tegen de slavernij. Hij was geen orthodoxe, maar juist een zeer rekkelijke dominee die geïnspireerd was door de Verlichting. Met zijn oproep in 1775 om geen koffie meer te drinken omdat die met slavenbloed was geproduceerd, had hij evenmin succes als zijn voorganger.


Winkel in koloniale waren (Schricxk)

Rond 1877 stond op deze plek al een winkel in koloniale waren van Cornelis Woesthoff en zijn vrouw. In 1899 kwam de winkel in handen van Cornelis van Büchem. Hij liet een nieuw pand bouwen met op de pui reclame voor ‘koffie, thee, tabak, snuif en sigaren’. De tabak, koffie en thee kwamen sinds de 17e eeuw grotendeels uit de Nederlandse koloniën. Daar werden deze producten op plantages onder Europese leiding verbouwd. In de Westindische koloniën gebeurde dat door slaafgemaakten en later door contractarbeiders. In Oost-Indië ging het ook deels om gedwongen arbeid en contractarbeiders. In 1949 kocht de familie Schrickx het pand. Zij vestigde er eerst een kantoorboekhandel en later een drukkerij in. In 1983 liet zij de prachtige jugendstil pui restaureren.

Lucas Merens (door Nicolaas Verkolje, jaren 1730, Westfries Museum)


Lucas Merens (1698-1776)

Lucas Merens stamde uit een belangrijke Hoornse regentenfamilie. Aanvankelijk zocht hij echter zijn heil buiten Hoorn in het leger. Pas na zijn huwelijk in 1728 met Eva Maria van Foreest (1706-1770), een nichtje van de steenrijke Nanning van Foreest (zie boven), settelde hij zich in de Kerkstraat, in het huis dat zijn vrouw had geërfd. Lucas moest tot 1749 wachten tot hij burgemeester van Hoorn werd. Met zijn ongemakkelijke karakter en pro-Oranje standpunten maakte hij te weinig vrienden onder de andere regenten. Hij probeerde dan ook tevergeefs in 1750 om door omkoping tot VOC-bewindhebber te worden benoemd. Zijn zwager streek neer op het pluche. Pas in 1769 kon hij de zetel in het VOC-bestuur van zijn neef overnemen. Voor een jaar, daarna was hij er te ziek voor.

Jan Pietersz Coen (door Jacob Waben, ca. 1625, Westfries Museum)


Jan Pieterszoon Coen (1587-1629)

Het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen is een omstreden koloniaal monument. Waarom is Coen omstreden? Wie was hij? Wat deed hij? Coen werd in 1587 geboren in een Hoornse koopmansfamilie. Na een gedegen koopmansopleiding in Italië koos hij voor de VOC. Hij vertrok in 1607 naar Azië als onderkoopman en maakte daar razendsnel carrière: 1609 opperkoopman, 1612 commandeur, 1613 boekhouder-generaal, 1614 directeur-generaal, 1619 gouverneur-generaal. Als gouverneur-generaal was hij de hoogste baas van de VOC in Azië. Coen had zijn organisatietalent toen al getoond: hij had een goede boekhouding, verslaglegging en correspondentie opgezet. En hij had zich ontpopt als een man met een visie op de doelen die de VOC moest najagen. Coen droomde groot. Hij wilde dat de VOC een maritiem handelsrijk veroverde in Azië net zoals de Portugezen. Europese concurrenten moesten zo nodig gewapenderhand uit Azië worden verdreven en op autochtone machthebbers moesten handelsmonopolies worden veroverd. Om te beginnen moest de VOC een vast en veilig handels- en bestuurscentrum vestigen op West-Java. Dat werd het VOC-fort Jakatra met de nabij gelegen Javaanse stad met dezelfde naam. Na de verovering in 1619 gaf hij haar de naam Batavia. In 1621 ging hij zelf ‘orde op zaken stellen’ op de Banda-eilanden. Al sinds 1609 probeerde de VOC tevergeefs de Bandanezen te pressen tot een inkoopmonopolie. Coen wilde dat monopolie afdwingen door de Banda-eilanden te veroveren. Dat liep ‘in een orgie van geweld’ uit op een doelbewuste ontvolking van de eilanden. Van de naar schatting 10.000 Bandanezen stierven er minstens 2500 de hongerdood door de scheepsblokkade van Groot-Banda. Bijna de helft van de 1700 gevangenen werd als slaaf naar Batavia gedeporteerd. 44 gevangen leiders werden wegens ‘verraad’ levend gevierendeeld dan wel onthoofd om een voorbeeld te stellen. Het VOC-bestuur berispte Coen voor zijn brute optreden. Maar toen hij in 1623 terugkeerde naar het vaderland kreeg hij een grootse ontvangst. En het VOC bestuur vroeg hem om nogmaals als gouverneur-generaal naar Batavia te gaan. Hij arriveerde er in 1627 en stierf er twee jaar later tijdens de tweede mislukte Javaanse belegering van de stad.

Coens reputatie onder historici is al sinds het einde van de 19e eeuw niet vlekkeloos, toen Van der Chijs sprak van de bloederige handen van Coen (zie hierboven Van Dedem). Ook moderne historici, die zijn optreden op Banda in zijn historische context plaatsen, beoordelen dat als buitengewoon gewelddadig. In onze hedendaagse termen zouden we spreken van genocide. Het is niet voor niets dat Coens biograaf Jur van Goor stelt dat ‘Coens reputatie voor eeuwig verbonden [is] met deze expeditie’. Die vlek op Coens blazoen is ook doorgedrongen in de publieke opinie. Het  heeft in 2012 geleid tot een nieuwe tekst op de sokkel onder Coens beeld.

Maar daarmee is de herinneringsoorlog om Coens reputatie nog niet gestreden. Dat Coen met de stichting van het VOC-centrum Batavia aan de wieg stond van het Nederlandse koloniale imperium in Azië is onomstreden onder historici. Maar sinds de jaren 1960 zien zij het kolonialisme veelal als een historische ontwikkeling waarin Europese machten, inclusief Nederland, met geweld een steeds groter deel van de wereld veroverden en economisch uitbuitten. In die optiek valt Coen als grondlegger van Batavia en het VOC-bedrijf van zijn voetstuk. Die veranderende waardering, ook voor Nederlands koloniale verleden, is echter nog geen gemeengoed in de publieke opinie. Ook veel Horinezen zijn trots op ‘hun Coen’ en vinden dat hij op de Roode Steen thuishoort. Terwijl voor anti-koloniale actiegroepen het beeld van Coen letterlijk een steen des aanstoots is. Het beeld van Coen is dus omstreden omdat en zolang het koloniale verleden waaraan het herinnert omstreden blijft.

Adriaan van Bredehoff en Tabo, op de achtergrond het buitenhuis ‘de Gerechtigheid’ in Oosthuizen (Nicolaas Verkolje, 1727, Westfries Museum).


Westfries Museum

Het Westfries Museum heeft in zijn collectie veel stukken die herinneren aan Hoorns koloniale verleden. Zo is er het unieke schilderij van Jan de Baen uit 1682 van de bewindhebbers van de kamer Hoorn, bedoeld voor boven de schoorsteen in het VOC-huis in de Muntstraat (zie hierboven bij Oost-Indisch huis). De heren etaleerden hun rijkdom en macht zonder gêne. Derde van rechts is François van Bredehoff (1648-1721). Diens zoon Adriaan van Bredehoff (1672-1733) liet zich in 1727 portretteren door Nicolaas Verkolje. Op dit schilderij staat ook Tabo afgebeeld, een jonge slaafgemaakte uit Suriname of de Antillen. Hoe hij bij Adriaan Bredehoff terecht kwam is duister. Omdat slavernij in de Republiek verboden was zal hij officieel als bediende voor de Van Bredehoffs hebben gewerkt. Toen Adriaan van Bredehoff stierf, liet hij Tabo een kapitaal na. Daarover mocht hij echter niet zelfstandig beschikken. Ook niet toen hij zich liet dopen in de  protestante kerk, de naam Adriaan de Bruin aannam en trouwde met een Hoornse vrouw. Zij leefden van een tabakswinkeltje in Oosthuizen, 10 kilometer zuid van Hoorn. Daar stierf hij in 1766. In Oosthuizen liet François Bredehoff trouwens een buitenhuis bouwen. Dit statussymbool werd in 1863 afgebroken, maar in de Grote Kerk van Oosthuizen herinneren wapenborden en een praalgraf nog aan deze machtige regent.

David Pietersz de Vries (door Cornelis Visscher, 1653, Rijksmuseum)


David Pietersz de Vries (1593-1655)

David de Vries stamde uit een oud Hoorns geslacht van kooplui-zeevaarders. Van 1618 tot 1644 ondernam hij zeven reizen, waarvan drie naar Noord-Amerika. Daar had de WIC in 1624 een gebied noord en zuid van de Hudson geclaimd als haar kolonie Nieuw-Nederland. Nieuw-Amsterdam (nu New York) was daarvan het centrum. De Vries was erop uit om in deze kolonie alleen of met anderen een ‘patroonschap’ te stichten. Een patroonschap was een ‘onderkolonie’. Met toestemming van de WIC probeerde een groep kolonisten onder leiding van een patroon een handel- en landbouwkolonie op te bouwen. In 1630 was De Vries een van de investeerders in het patroonschap aan de monding van de Delaware. Toen hij daar in 1632 arriveerde, bleek de kolonie Swanendael (nu Lewes) verwoest door de autochtone bevolking. Die wilde wel handeldrijven, maar niet van haar land worden verdreven. In 1639 deed hij met een aantal kolonisten een nieuwe poging, nu op Staten Eiland (nu Staten Island New York). Toen ook die onderneming spaak liep, stichtte hij in 1640 noord van Fort Amsterdam een nieuw patroonschap, Vriessendael. In die jaren groeiden de spanningen met de autochtone bevolking, de Munsee. Willem Kieft, de gouverneur van Nieuw-Nederland, zocht de confrontatie. De roof van een aantal varkens van De Vries begin 1643 was voor hem een excuus om 120 Munsee af te slachten. Het was het begin van de  ‘Oorlog van Kieft’ (1643-1644) waarin duizenden Munsee werden gedood of in slavernij gevoerd. De Vries was al in oktober 1643 gedesillusioneerd vertrokken. Hij had altijd betoogd dat een kolonie alleen kon bloeien als de vrede met de autochtone bevolking bewaard bleef. De Vries beschreef in 1655 zijn zeven reizen uitvoerig in zijn ‘Kort Historiael’. Veel aandacht heeft hij voor de levenswijze van de autochtone bevolking. Daardoor is het boek nog steeds een belangrijke bron over de inheemse bevolking. Het is dan ook al in de 19e eeuw deels in het Engels vertaald.

Jan Martsz Merens (door Jacob Waben, 1618, Westfries Museum)


Jan Martsz Merens (1574-1642)

Jan Martsz Merens was de overgrootvader van Lucas Merens die we hierboven in de Kerkstraat al tegenkwamen. Deze Jan Merens zat in de lakenhandel, investeerde in de drooglegging van de Beemster en was als reder-koopman ook geïnteresseerd in de overzeese handel. Hij investeerde in de VOC en was lid van een commissie die in 1606 de oprichting van de WIC voorbereidde. En samen met een neef bezat hij twee Westindiëvaarders, d’Oranjeboom en de Eendracht. Jan Merens was eveneens actief in de stedelijke politiek, maar daaraan kwam in 1618 een abrupt einde. Dat jaar mondde een kerkelijk conflict tussen Arminianen (rekkelijken) en Gomaristen (preciezen) uit in een politieke strijd tussen Johan van Oldenbarnevelt en prins Maurits. Jan Merens hoorde bij de verliezende partij van Van Oldenbarnevelt. Hij werd uit het stadsbestuur gezet. Hij verlegde zijn aandacht naar het VOC-bestuur waarvan hij tot zijn dood deel uitmaakte. In 1628, toen hij namens Hoorn zitting had in het VOC-hoofdbestuur, werd hij gevraagd voor het gezantschap dat in Londen ging overleggen over ‘de Ambonse moord’. In 1623 meende de VOC-leiding op Ambon een complot te hebben ontdekt. Leden van de Engelse East India Company, Japanse huurlingen van het VOC-garnizoen en slaven van de VOC zouden van plan zijn geweest het VOC-gezag op het kruidnageleiland over te nemen. 21 man – onder wie 10 Engelsen – werden geëxecuteerd na een snel proces op basis van bekentenissen verkregen door marteling. Het leidde tot een diplomatieke rel. Ook vijf jaar overleg door Merens gezantschap kon daaraan geen einde kon maken. Merens werd een vermogend man, vooral door zijn investeringen in de VOC en de Beemster. Hij woonde dan ook maar tot 1621 aan de Turfmarkt. Daarna verhuisde hij naar de duurste straat van Hoorn, het Grote Oost.

De gekroonde jaagschuit

De gekroonde jaagschuit

In 1793 begon Hermanus van Berkel aan het Breed 40 een winkel in koffie, thee en tabak ofwel in koloniale waren. In 1844 kocht Pieter Antsz. Kaag de winkel. Tot 1995 zette de familie Kaag de winkel voort. De huidige winkelpui stamt uit 1878. Het pand herbergde aanvankelijk ook een koffiebranderij en een tabakskerverij. In de laatste werd de ruwe tabak gesneden om te worden gebruikt als shag, pijp- of pruimtabak. Toen het minder ging in de kerftabak zette Willem Kaag een goed lopende sigarenfabriek op, J.Pz. Coen geheten. Na de Tweede wereldoorlog verdwenen de tabak en de sigaren van eigen makelij uit de winkel. In de jaren 1970 stopte ook de koffiebranderij. Net als de winkel aan de Kerkstraat toont ook deze winkel in koloniale waren dat de koloniën ook na de VOC en WIC van belang waren voor de lokale economie.

Bronnen
G. van Alphen, Jan Reeps en zijn onbekende kolonisatiepoging in Zuid-Amerika (Assen 1960).
W.J.C. Boer, ‘De gekroonde jaagschuit sedert 1793’, Oud-Hoorn, 1983-2, 39-41.
Willem Ysbrandtsz Bontekoe, Journael ofte Gedenckwaerdige Beschrijvinghe van de Oost-Indische Reyse van Willem Ysbrantsz Bonte-koe van Hoorn ( Amsterdam 1646). Volledige weergave via Google Books en www.DBNL.nl met inleiding van Piet Boon, 1989.
Jan de Bruin, ‘Twee ‘West-Friese’ slaven’, Oud Hoorn, 2013-2, 59-64.
Femme Gaastra, De geschiedenis van de VOC (Zutphen 2002).
Jur van Goor, Jan Pieterszoon Coen [1587-1629] Koopman koning in Azië (Amsterdam 2015).
Ron Guleij en Gerrit Knaap, Het Grote VOC Boek (Amsterdam 2017).
Arno Haijtema, Op standbeelden als dat van J.P. Coen klonk van meet af aan kritiek. Wat te doen nu die weer aanzwelt?, De Volkskrant, 7 maart 2023.
Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC (Zutphen 2002).
Dillon Heuser en Matthijs Dicke, Onderzoeksrapport slavernijverleden van Hoorn (Rotterdam 2023).
Hermen Ketting, Fluitschepen voor de VOC. Balanceren tussen oncostelijckheijt en duursaemheijt (Zaltbommel 2006).
Petra Klapwijk, Rapportage onderzoek koloniale geschiedenis, eenvandaag, opiniepanel, 2021.
Gerrit Knaap en Henk den Heijer, Oorlogen Overzee (Amsterdam 2015).
I. Kuyper, ‘Pieter Jansz. Liorne en de Nederlandse Scheepsbouw’, Westfrieslands Oud & Nieuw, 1957, 60-75.
Tony van der Mee, ‘Beeld J.P. Coen in Hoorn was altijd al mikpunt van kritiek’, De Volkskrant, 19 juni 2020.
Willem Merens, ‘Jan Martsz Merens 17e eeuws Hoorns koopman’, Oud-Hoorn, 2019-2, p. 76-80.
André Nuyens, ‘Weeskinderen in de Gouden Eeuw’, Oud-Hoorn, 2019-2, 97-100.
Egbert Ottens, ‘Swart register van Duysent Sonden De nadere reformatie van dominee Jacobus Hondius’, Oud-Hoorn 2014-4, 164-171.
Egbert Ottens, ‘De jammerlijke Kolonisatiepoging aan de Amazone van Jan Reeps’, Oud Hoorn 2020-4, p. 173-178.
Matthias van Rossum, ‘Towards a global perspective on early modern slave trade: prices of the enslaved in the Indian Ocean, Indonesian Archipelago and Atlantic worlds’, Journal of Global History (2022-1) 42–68.
H. W Saaltink, Van een Hoornse familie die het verderop zocht’, Oud-Hoorn 1984 nr 3
Arnoud Schaake, ‘Ons Jegenwoordige Paus’, François van Bredehoff (1648-1721) de machtigste regent van Hoorn’, Oud Hoorn 2020-4, 180-185.
Trudy Schrickx-Guinée, ‘Hergebruik van een winkelpui’, Oud-Hoorn 2018-2, 74-77.
Leendert Valk, ”Wij zijn er nog steeds’. De Ramapo Munsee verstoppen zich niet meer’, De Groene Amsterdammer 29-2-2024, 28-35.
A.A.C. van Velzen, Hulde aan onze roemrijke voorvaderen. Nationalisme, monumenten en de Gouden Eeuw in Hoorn 1859-1893. Masterscriptie geschiedenis Radboud Universiteit Nijmegen, 2023.
Westfries Museum, Coen, Geroemd en verguisd, Hoorn, 2012.
A. van Zoonen, ‘Standbeeld Jan Pieterszoon Coen 100 jaar geleden ‘op heilige grond’ onthuld’, Oud- Hoorn, 1993-2, 44-46.
www.vocsite.nl
www.mappingslavery.com
Vereniging Oud-Hoorn, ‘Uitslag Ledenraadpleging standbeeld JP Coen + bloemlezing reacties (08-07-2023) https://www.oudhoorn.nl/actualiteit.php?id=02399www.mappingslavery.com/hoorn
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacob_le_Maire
https://www.westfriesarchief.nl/historie/thema-s/geld-en-handel
https://www.oosterkerkhoorn.nl
https://hetgeheugenvannederland.nl/ambonsemoord
Hoorns Biografisch woordenboek via https://oudhoorn.nl/biografie/: Engelbertus Matthias Engelberts (door Arnoud Schaake 18-11-2022); Lucas Merens (door Trudi Schrickx-Guinée, 4-2-2015); Jan Martsz Merens (Trudi Schrickx-Guinée, 31-10-2017); Willem Cornelisz Schouten (Frans Kwaad 29-6-2015); David Pietersz de Vries (Frans Kwaad 15-3-2018).