Jan van Riebeeck
Jan van Riebeeck werd in 1619 geboren in dit huis dat eigendom was van zijn grootvader. Hij kwam uit een familie van wereldreizigers. Zijn vader was chirurgijn (arts) in dienst van de West-Indische Compagnie. Van Riebeeck trad als chirurgijn in diens voetsporen, maar meldde zich in 1639 bij de VOC. Hij begon in Batavia, waar zijn neef Antonio van Diemen gouverneur-generaal was. Daarna volgden reizen naar Noord-Sumatra, Formosa, China en Japan. In 1651 zond de VOC hem met zijn gezin en enkele familieleden naar Cabo de Boa Esperance ofwel Kaap de Goede Hoop. De VOC wilde dat hij daar een permanent verversingsstation opzette. De VOC-schepen konden dan voortaan op de maandenlange heenreis naar Azië en de terugreis naar Europa worden opgelapt en nieuwe voorraden inslaan. De permanente VOC-post die Van Riebeeck stichtte aan de Kaap zou uiteindelijk uitgroeien tot Kaapstad. Dat ging echter ten koste van de autochtone bevolking, de Khoikhoi en San. De Nederlanders verdreven hen met geweld naar het binnenland en annexeerden het kustgebied. Van Riebeeck stond ook aan de wieg van de slavernij in Zuid-Afrika. Omdat er te weinig vrije, Europese kolonisten waren om voldoende voedsel voor de VOC te produceren drong hij aan op de invoer van slaafgemaakten. De eersten kwamen in 1658 uit West-Afrika (Ghana). Daarna voerde de VOC hen aan van de slavenmarkt op Madagaskar en uit Zuid- en Zuidoost-Azië. In totaal zouden tot 1808 circa 63.000 slaven naar de Kaap worden overgebracht. Van Riebeeck vertrok in 1862 van de Kaap naar Batavia, waar hij in 1677 stierf. Zijn zoon Abraham, geboren aan de Kaap in 1653, bracht het tot gouverneur-generaal in Batavia, waar hij in 1713 overleed.
In 1795 veroverden de Britten de Kaapkolonie op de VOC. De ‘Boeren’, de afstammelingen van de Nederlandse kolonisten, trokken in de 19e eeuw naar het noorden. Opnieuw verdrongen zij de Afrikaanse bevolking uit hun leefgebieden. De Britten veroverden ook deze ‘Boerenrepublieken’ tijdens de Boerenoorlog (1899-1902). Dit tot woede van veel Nederlanders die zich stamverwanten voelden van de ‘Boeren’. De Britten namen Zuid-Afrika op in het Britse gemenebest. In de kolonie hadden de Boeren en de Britten altijd al op basis van huidskleur een scherp onderscheid gemaakt tussen mensen. Dat onderscheid werd nog scherper vanaf 1948. Toen voerde de Zuid-Afrikaanse regering, waarin de Boeren het voor het zeggen hadden, een rigoureus apartheidsregime in. De zwarte bevolking werd op alle terreinen systematisch gediscrimineerd. Het verzet daartegen van het ANC werd lang en hardhandig onderdrukt, bijvoorbeeld in Sharpville 1960 en Soweto 1976. Het paste in de Afrikaner (boeren) cultuur om jaarlijks een ‘Stigtingsdag’ of Van Riebeeckdag te houden. Bij het standbeeld van Van Riebeeck in Kaapstad vond dan een kranslegging plaats voor de ‘Afrikaner stamvader’.
In Nederland was Van Riebeeck sinds eind jaren 1960 juist een omstreden figuur. Veel Nederlanders schaamden zich voor de historische banden met het apartheidsregime. Voor anti-apartheidsactivisten was het Van Riebeeckhuis een steen des aanstoots. Ook Culemborg nam duidelijk stelling in de jaren 1980. De gemeente voerde een actief anti-apartheidsbeleid en vernoemde ook een aantal straten naar beroemde anti-apartheidsstrijders, zoals ANC-leider Nelson Mandela.
Met het einde van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime in 1994 kwam ook een einde aan de Afrikaner heldencultus rond Van Riebeeck. Inmiddels willen veel zwarte Zuid-Afrikanen af van het beeld van Van Riebeeck in Kaapstad. Zij zien hem als de grondlegger van witte onderdrukking en racisme. De kans is dan ook groot dat Van Riebeeck daar binnenkort van zijn sokkel wordt gehaald. In Culemborg wordt de herinnering aan Van Riebeeck wel weer levend gehouden, maar voorzien van kritisch commentaar en in combinatie met actieve steun aan ontwikkelingsprojecten in Zuid-Afrika.