KOLONIALE WANDELING CULEMBORG

Vereerd, vergeten en verguisd

In Culemborg zijn drie mannen van koloniaal gewicht geboren. Het meest bekend maar inmiddels ook verguisd is Jan van Riebeeck. Hij is de stichter van de Kaapkolonie in Zuid-Afrika. Het vroegere apartheidsregime daar vereerde hem als de stamvader van het Afrikaner volk. In het nieuwe Zuid-Afrika is hij zeer omstreden en wordt hij wel de aartsvader van de apartheid genoemd. Van Riebeecks neef was Antonio van Diemen. Die schopte het tot gouverneur-generaal in Batavia (het huidige Jakarta). Hij was de opvolger van Jan Pieterszoon Coen en net zo’n rücksichtsloze empire-builder. De derde Culemborger in dit rijtje is Otto van Rees of Koning Otto, zoals hij spottend werd genoemd. Van 1884 tot 1888 was hij een weinig succesvolle en impopulaire gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Al wandelend door de oude vrijstad zullen we nog meer restjes koloniaal verleden tegenkomen.

Lengte wandeling:
6, 9, 11 of 12 km
Start- en eindpunt:
Station Culemborg
Parkeerplaats:
achterzijde station (Parallelweg West)

Horeca:
Alleen in de stad
Musea:
Museum Jan van Riebeeck

Ook geschikt voor andere GPX apparaten

De route

  1. Met je rug naar de hoofdingang van het station sla je linksaf de weg in die parallel aan het spoor loopt. Loop rechtdoor tot de rotonde en sla daar rechtsaf. Kort hierna zie je voor je de stadsgracht die ooit de vestingwallen beschermde. Hier rechtdoor blijven lopen. Aan het eind van de singel, op de viersprong, linksaf en vervolgens rechtdoor: Zandstraat. Loop de Zandstraat helemaal uit. Aan het eind, op een driesprong, flauw rechtsaf, Varkensmarkt. 20 meter verder rechts ligt op nr 20 de Oud-Katholieke kerk, met een onverwacht koloniaal detail (geopend op zaterdag in de zomermaanden). Recht tegenover de kerk aan de Varkensmarkt ligt het herenhuis Maria Regina, via de vroegere sigarenindustrie verbonden aan Nederlands-Indië.  

Interieur Barbarakerk 

(kerkfotografie)

  1. Loop verder over de Varkensmarkt, en vervolgens rechtdoor onder de enige overgebleven stadspoort in Culemborg door (let op de hoogwatermetingen rechts net voor de poort). Je komt uit op de Markt met aan het eind het laat-gotische Stadhuis. Loop de Markt op en sla de eerste straat rechts in, de Grote Kerkstraat. Na 40 meter is aan je linkerhand de ingang van de Grote of Barbarakerk. In deze kerk herinneren verschillende objecten aan het Nederlandse koloniale verleden (geopend op zaterdag in de zomermaanden).
  1. Na een bezoek aan de kerk de Grote Kerkstraat verder uitlopen.  Aan het eind van deze straat linksaf, Ridderstraat. Juist in de hoek van de Grote Kerkstraat en de Ridderstraat ligt de rooms-katholieke pastorie (Ridderstraat 198). Waarschijnlijk stond hier in de jaren 1760 het huis van Christiaan Kleynhoff, arts en botanicus in dienst van de VOC. We komen hem aan het eind van de wandeling weer tegen. Loop de Ridderstraat  helemaal uit. Aan het eind linksaf (richtingwijzer: Centrum).
het gulden hooft culemborg

Markt 6

  1. Je komt uit op een viersprong. Sla hier linksaf: Oude Vismarkt. Op de Oude Vismarkt is Antonio van Diemen geboren. We weten niet precies waar. Wel weten we dat zijn vader eigenaar was van de voorname herberg Het Gulden Hoofd (Markt 6). Dit pand ligt aan het eind van de Oude Vismarkt, direct nadat je links de Koesteeg bent gepasseerd.

Markt 11

  1. Loop verder de Markt op en houd schuin rechts aan (voor het stadhuis ligt de Blauwe Steen, de vroegere executieplaats). In de rechterhoek van de Markt is op nr 11 een huis met een rijk versierde trapgevel te zien, gebouwd in 1549. In dit huis dat vanouds In den Keyser heet (in tegenstelling tot het naastgelegen pand!) heeft het echtpaar Carel Constant en Maria van Aelst rond 1650 gewoond. Het is ook het geboortehuis van de latere gouverneur-generaal van Nederlands-Indië Otto van Rees.
Markt 13 Culemborg

Markt 13

  1. Het naastliggende pand, Markt 13, dat stamt uit de 16e eeuw maar in 1707 is herbouwd  – en heel verwarrend tegenwoordig In den Keyser is genoemd – heeft een aantal koloniale bewoners gekend. In 1660 heeft Gerrit van Harn hier kortstondig gewoond. Na de grondige verbouwing in 1707 kwam het pand in 1763 in handen van Nicolaas Heinsius jr.
Jan van Riebeeckhuis

Jan van Riebeeckhuis

  1. Loop de Markt verder op (in de richting van de stadspoort) en sla na 25 meter rechtsaf, Vierheemskinderstraatje. Aan het einde rechtsaf. Je passeert het Museum Elisabeth Weeshuis, het eerste weeshuis van Nederland dat stamt uit 1560 (een bezoek waard al herinnert niets aan het koloniale verleden van Culemborg). Loop rechtdoor en ook bij de viersprong rechtdoor, Achterstraat. Aan het eind, Achterstraat 38, ligt rechts het 16e eeuwse pand De Fonteyn, ook wel Jan van Riebeeckhuis genoemd, naar Jan van Riebeeck die in 1652 een Nederlandse kolonie vestigde in Zuid-Afrika. Op de eerste etage is het Museum Jan van Riebeeckhuis gevestigd (open wo-za). Achter het huis, aan de Binnenmolenstraat, is een kruidentuin te vinden. Deze is gemodelleerd naar de tuin die Van Riebeeck aanlegde op Kaap de Goede Hoop. De tuin is (bijna) dagelijks geopend en vrij toegankelijk. 
  1. Na een bezoek aan het Museum Jan van Riebeeckhuis, met je rug naar de deur van het museum, linksaf, de Havendijk in lopen. Je passeert een brug over een oude stadsgracht en loopt in de richting van de dijk. Je gaat net voor de doorgang in de dijk rechtsaf, de Beusichemse dijk op. Boven op de dijk zie je de jachthaven met links daarvan een weg – de Veerweg die leidt naar het pontveer  – met een lange rij 19e eeuwse arbeidershuisjes. Ooit stond aan de Veerweg jeneverstokerij De Hoop, die floreerde dankzij de koloniale afzetmarkt.
  1. Vanaf de Beusichemse dijk heb je een prachtig uitzicht over de uiterwaarden van de Lek en de oude binnenstad. Bij de richtingaanwijzer die verwijst naar het parkeerterrein Palumbus onder aan de dijk, zie je recht voor je een wit groen houten huis, gelegen in de kasteeltuin van Kasteel Culemborg. Van het kasteel is nagenoeg niets over, behalve de markeringen in het plaveisel. Het was rond 1780 nog het werkterrein van jhr. Nicolas Holmberg de Beckfelt. Je kunt hier naar beneden maar wij lopen bovenlangs verder over de dijk. Al vrij snel passeer je een afslag naar rechts (Bakelbos).
    (Afkorting: Wil je de kortste route lopen (6 km) sla dan hier rechtsaf. Na een bocht naar links en naar rechts vervolgens op de viersprong rechtsaf, de Waldeck Pyrmontdreef. Hier pak je de wandeling hieronder weer op bij punt 12).
  1. Wie kiest voor een langere route (9, 11 of 12 km) slaat hier niet rechtsaf, maar vervolgt de wandeling over de dijk. Na 1,5 km kun je de route opnieuw inkorten tot 9 km. De kortere variant is aan te bevelen als de grond erg drassig is.
    (Afkorting: wie kiest voor de route van 9 km. slaat hier rechtsaf: Achterweg. Blijf de Achterweg geruime tijd volgen, tot de viersprong met rechts het Bakelbos. Loop rechtdoor, de Waldeck Pyrmontdreef. Je kunt nu de wandeling hier beneden oppakken bij punt 12). 
  1. Wie de langere routes (11 of 12 km.) wil wandelen, negeert opnieuw de afslag naar rechts en loopt verder over de dijk tot de afslag bij nr. 17 (ijzeren bord met de tekst ‘Vrij in Culemborg’ en paal met ‘Anckerwaerdt’). Ga hier naar beneden. Beneden aan de dijk rechtdoor over een onverhard pad. Op de T-splitsing linksaf, een laantje met een graspad, dat verderop rechtsaf buigt. De eerste laan met graspad rechtsaf inslaan. Op de viersprong rechtdoor. Aan het eind op de T-splitsing rechtsaf. Verderop bij de Y-splitsing links aanhouden, een smal voetpad over twee vlonderbruggen. Aan het eind linksaf, het graspad langs de boomgaard inslaan. Je komt uit op een asfaltweg, die je naar links inslaat (Achterweg).
  1. Na enige tijd passeer je enkele begraafplaatsen aan je linkerhand. Blijf de Achterweg vervolgen. Op een viersprong met rechts het Bakelbos nog steeds rechtdoor, de Waldeck Pyrmontdreef. Aan het eind bij de volgende viersprong zie je rechts de kolossale villa Casa Blanca. Deze villa werd gebouwd door  Willem Bernard Dresselhuys, sigarenfabrikant en koloniaal ondernemer. Een eeuw eerder stond op die plek nog ’s Lands Geweerfabriek. Deze Culemborgse geweerfabriek produceerde ook voor de koloniale markt.
  1. Op de viersprong bij Casa Blanca linksaf, de Elisabethdreef in. Sla halverwege de dreef rechtsaf over een bruggetje, richting parkeerplaats van de polikliniek. Blijf rechts langs de (beuken)haag lopen, langs wat autoboxen en een klein parkeerplaatsje en steek dan rechtdoor de Muntbrug over. Direct na de brug links, een hellinkje op, en dan linksaf over een geasfalteerd voetpad. Rechts zie je stadsmuur met een moestuin (daarachter ligt de pastorie Ridderstraat 198). Ruim 250 jaar geleden lag tussen de stadsmuur (rechts) en villa ‘s-Heerenhof (schuin links) de buitentuin aangelegd door de VOC arts-botanicus Christiaan Kleynhoff.
  1. Vervolgens bij een Y-splitsing het pad links aanhouden. Aan het eind van het pad linksaf over een brug en dan over de parkeerplaats rechtsaf. Je loopt langs de synagoge van de kleine Joodse gemeente die in de Tweede Wereldoorlog werd uitgemoord. Aan het eind van de Jodenkerkstraat links- en direct rechtsaf: Buiten Molenstraat. Op de T-splitsing met voor je een stadsmolen linksaf en rechtdoor blijven lopen tot de viersprong. Hier rechtsaf.
  1.  Aan het eind van deze straat passeer je de stadsgracht (links en rechts). Je kunt hier kiezen voor de directe weg naar het station of de langste variant (12 km). Deze voert nog langs de ‘VOC-buurt’. Dat is een na-oorlogse wijk met een aantal straten vernoemd naar Culemborgers die in de koloniën carrière hebben gemaakt.
    (Afkorting: wie de kortere variant direct naar het station wil lopen slaat hier linksaf, Triosingel. Je passeert de Triowijk. Aan het eind op de T-splitsing rechtsaf en op de rotonde linksaf: 100 meter verder arriveer je bij station Culemborg.) 
  1. Voor de langste variant rechtdoor, links van je ligt de Triowijk. Je gaat door een tunnel onder het spoor door en verder rechtdoor. Je kruist de Otto van Reesweg en loopt rechtdoor de Jan van Riebeeckstraat in (rechts van de Van Riebeeckstraat zijn trouwens enkele straten vernoemd naar Zuid-Afrikaanse anti-apartheidstrijders). Je kruist de Kaapstraat. Bij de Y-splitsing links aanhouden: wordt Landzichtweg. Neem op de Landzichtweg de eerste straat links: de Uphof. Houd op de Y-splitsing rechts aan: Wijsenbeekweg.  
  1. Loop rechtdoor en je arriveert in de VOC-buurt. Tot de grote sanering van deze buurt in 2018-2019 herinnerden negen straatnamen hier aan Culemborgers in dienst van de VOC en de WIC. Nu zijn daar nog zes straatnamen van over, links en rechts van de Wijsenbeekweg. Loop de Wijsenbeekweg helemaal uit, steekt bij de zebra over en na 20 meter de eerste straat links: Anthonie van Diemenstraat. Loop deze helemaal uit tot aan de spoordijk. Sla dan linksaf op het fietspad dat onder de spoortunnel doorloopt. Op de rotonde rechtsaf en na 100 meter bereik je station Culemborg.

Kruisbeeld in de Oud-Katholieke kerk


Oud-Katholieke Kerk 

In de kerk staat op het hoogaltaar een ivoren kruisbeeld. Dit kruisbeeld heeft Piet Hein (1577-1629) buitgemaakt. Dat gebeurde toen hij in 1628 de Spaanse zilvervloot veroverde in de Baai van Matanzas (Noord-Cuba). De totale buit bedroeg bijna 12 miljoen gulden (de huidige waarde zou ruim 141 miljoen euro zijn). Piet Hein sloeg zijn slag in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC). Deze handelsonderneming, opgericht in 1621, dreef handel in het Atlantisch gebied en voerde tegelijkertijd oorlog tegen de aartsvijand van de Nederlandse Republiek: Spanje. Hoe het kruisbeeld in Culemborg terecht kwam is onbekend. Ooit droeg het een opschrift: ‘Dit Christusbeeld de Spanjaard door Piet Hein ontnomen/Toen hun rijke vloot was in zijn macht gekomen’.

Cornelis Willem Dresselhuys

(P. Arntzenius 1912)


Maria Regina 

In het herenhuis Maria Regina, gebouwd in 1870, woonde sinds het eind van de jaren 1880 Cornelis Willem Dresselhuys (1834-1912). Dresselhuys sr. was een self-made zakenman en een van de eerste sigarenfabrikanten in Culemborg. Achter dit fraaie herenhuis liet Dresselhuys in 1889 de TRIO-sigarenfabriek bouwen. Samen met de Cadena-fabriek legden zij Dresselhuys geen windeieren. Hij was in de jaren 1890 een van de rijkste industriëlen van de provincie Gelderland. Bij zijn overlijden in 1912 was hij de grootste werkgever in Culemborg. Mede door Dresselhuys groeide de sigarennijverheid rond 1900 uit tot de belangrijkste bedrijfstak in de stad. De opkomst van de sigarenindustrie was geen exclusief Culemborgs, maar een landelijk verschijnsel. Dat had alles te maken met de aanvoer van tabak uit de kolonie Nederlands-Indië. Het beroemdste was de Deli-tabak, afkomstig uit het sultanaat Deli op Noordoost-Sumatra (zie koloniale wandeling Baarn en Santpoort). Deli was echter ook berucht vanwege de erbarmelijke omstandigheden waaronder tienduizenden Chinese en Javaanse contractarbeiders op de plantages moesten werken. In feite waren zij tijdelijke lijfeigenen.

Plaat uit 1952 ter herdenking aan de doop van Jan van Riebeeck 


Grote of Barbarakerk

In deze kerk uit de 15e eeuw zijn verschillende objecten te vinden die herinneren aan Nederlands koloniale verleden.

In de kerk is een plaat aangebracht ter herinnering aan de doop van Jan van Riebeeck  in 1619 in deze kerk. Dat gebeurde in 1952, driehonderd jaar nadat van Riebeeck Kaapstad ‘stichtte’, zoals het in de jaren 1950 in Nederland en Zuid-Afrika werd gezien. In het middenschip is een grote koperen kaarsenkroon uit 1663 te bewonderen, geschonken door Carel Constant (?-1660), de directeur van de vestiging van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Perzië, en zijn vrouw, Maria van Aelst, de schatrijke weduwe van de Culemborger Antonio van Diemen (1593-1645). In de kerk is nog een kaarsenkroon te zien, die Gerrit van Harn in 1661 aan de kerk schonk voordat hij vertrok naar Kaap de Goede Hoop als opvolger van zijn neef Jan van Riebeeck.

Antonio van Diemen (Rijksmuseum)


Antonio van Diemen

Antonio van Diemen is in 1593 geboren aan de Oude Vismarkt, de precieze plaats is onbekend. Van Diemen geldt als de man die het werk afmaakte dat Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) begonnen was: samen legden zij de fundamenten van het handelsrijk van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Azië. De VOC (1602-1798) was een van de eerste grote internationale handelsondernemingen van Nederland. Maar het was een handelsorganisatie die op gezag van de Nederlandse regering politiek mocht bedrijven en oorlog mocht voeren. Dat deed ze ook volop. De VOC vocht tegen de autochtone bevolking en Europese concurrenten om haar handelspositie te versterken. Het VOC-centrum in Azië was Batavia (het huidige Jakarta) op Java. Daar zetelde ook de gouverneur-generaal, de baas van de VOC in Azië.

Dat Van Diemen zou doorstoten naar de koloniale top zag er aanvankelijk niet naar uit. De Van Diemens waren een familie van schippers en handelaars. Ook Antonio’s vader (Meus Anthonisz bijgenaamd Swarte Teun) was een schipper. Aan de wal werkte hij zich op tot wijnhandelaar, eigenaar van de herberg Het Gulden Hooft aan de Markt en zelfs tot burgemeester. Hij huwde ook ‘omhoog’, namelijk met burgemeestersdochter  Christina Hoevenaer.

Het lag voor de hand dat Antonio in de voetsporen van zijn vader zou treden, maar een rustig bestaan in Culemborg trok hem niet. Antonio vestigde zich op 16-jarige leeftijd als koopman in Amsterdam. Toen hij zeven jaar later failliet ging, meldde hij zich als soldaat aan bij de VOC en vertrok in 1618 naar Java. Daar maakte hij een bliksemcarrière onder de vleugels van de hoogste baas van de VOC in Azië, Jan Pieterszoon Coen. Ook zijn huwelijk met de schatrijke jonge weduwe Maria van Aelst (ca. 1605-1674) hielp hem vooruit. Dat het de vroegere bankroetier goed ging, kon heel Culemborg eind 1631 zien. Kort terug in Nederland bezocht het echtpaar Van Diemens geboortestad. Ook Maria’s moeder woonde hier inmiddels. Zij was getrouwd met oud-burgemeester Cornelis de Keyser.

Weer terug in Batavia bereikte Van Diemen in 1636 de hoogste rang: hij werd benoemd tot gouverneur-generaal. Net als Coen was van Diemen een ambitieuze en onverzettelijke imperiumbouwer, al kleefde aan hem niet zo’n schandvlek als aan Coen die in 1618 genocide pleegde op de bevolking van de Banda-eilanden. Van Diemen voerde onophoudelijk oorlog tegen de Portugezen om Goa (West-India), Ceylon (Sri Lanka) en Malakka (Maleisië). In Indonesië leidde hij zelf twee expedities tegen de bevolking van de Ambonese eilanden, omdat hij  de kruidnagelteelt wilde monopoliseren. Ook probeerde hij met geweld greep te krijgen op de peperhandel in Zuid-Sumatra. In 1642 stuurde hij Abel Tasman op verkenning naar het Zuidland, het huidige Australië, alsof hij zijn handen niet vol had aan het net veroverde imperium in Azië. In 1644 zouden Javanen in Batavia nog een aanslag op zijn leven hebben beraamd. Hij stierf in 1645 echter in Batavia door een ziekte. Zijn rijke weduwe Maria van Aelst vertrok naar Nederland met medenemen van de inboedel uit het gouverneurshuis en zeven slaven en slavinnen.

Dat VOC-dienaren en -families er slaven op na hielden was toen al heel gebruikelijk in het VOC-imperium. In Van Diemens tijd bestond circa een-derde van de bevolking van Batavia uit slaafgemaakten. Ook in productiegebieden die de VOC met geweld ontvolkt had, zoals de Banda-eilanden, zette zij slaven in. Volgens de laatste schattingen werden er van 1600 tot 1800 tussen de 660.000 tot 1.135.000 slaafgemaakten naar gebieden onder VOC-bestuur verscheept. Het aandeel daarvan dat de VOC zelf verhandelde was relatief klein. Het wordt geschat op 44.000 tot 67.000 slaafgemaakten. De privé-slavenhandel door (oud-)werknemers van de VOC was veel omvangrijker, maar precieze cijfers ontbreken nog. Dat laatste geldt ook voor het aandeel van de private Aziatische slavenhandelaren.

De kaarsenkroon geschonken door het echtpaar Constant-Van Aelst


Carel Constant en Maria van Aelst

Carel Constant (?-1660) was een Middelburger die in dienst trad van de VOC. In 1643 werd hij directeur van de VOC-vestiging in Gamron, aan de kust van het Perzië, het huidige Iran. Perzië was voor de VOC belangrijk vanwege de zijdehandel. Zo belangrijk dat zij in 1644 zelfs een vloot naar Perzië stuurde om met geweld goede handelsvoorwaarden af te dwingen. In 1646 vertrok Constant naar Nederland. Aan boord ontmoette hij Maria van Aelst (ca. 1605-1674), de rijke weduwe van de net overleden gouverneur-generaal Antonio van Diemen. De ontmoeting mondde in 1646 uit in een huwelijk en het kersverse echtpaar ging wonen in dit huis, Markt 11, te Culemborg. Of Maria’s moeder nog in Culemborg woonde, is onbekend. Wel woonde een neef van Antonio van Diemen naast het nieuwe echtpaar op Markt 13. In 1660 stierf Constant. Maria van Aelst vertrok kort daarna uit Culemborg. Het rijke echtpaar schonk een  kaarsenkroon (gedateerd 1663) aan de net herbouwde Barbarakerk. Deze was versierd met het wapen van Constant en mogelijk dat van Maria van Aelst.

Otto van Rees

Otto van Rees (Rijksmuseum)


Otto van Rees

Het huis Markt 11 is het geboortehuis van Otto van Rees (1823-1892). Zijn vader was stadsgeneesheer in Culemborg maar stierf jong. De broer van zijn moeder (Otto Holmberg, we komen hem zo nog tegen) hielp de 14-jarige Otto aan een baan als klerk in Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië, toentertijd de kolonie Nederlands-Indië. Familierelaties en de juiste politieke keuzes hielpen hem verder naar boven op de maatschappelijke  ladder. Maar de hoogste sport – die van gouverneur-generaal, de machtigste man van Nederlands-Indië – haalde hij in eerste instantie niet. Dat lukte pas nadat hij – met pensioen terug in Nederland – in 1879 in de politiek was gegaan. Kort was hij minister van koloniën (1879-1881) en vervolgens Kamervoorzitter. Op zijn 61ste, in 1884, ging zijn droom in vervulling: de benoeming tot gouverneur-generaal. Het werd een nachtmerrie. Hij kreeg ruzie met de pers en met enkele rijke planters in Nederlands-Indië, hij wist geen eind te maken aan de al jaren durende oorlog in Aceh en kon niet overweg met de nieuwe minister van koloniën. Gedesillusioneerd nam hij ontslag in 1888 en stierf vier jaar later in Arnhem.

De kaarsenkroon die Van Harn in 1661 aan de Barabarakerk schonk


Gerrit van Harn 

In het kielzog van Antonio van Diemen en Jan van Riebeeck namen veel meer Culemborgers, van soldaten tot dominees, dienst bij de VOC. In totaal dienden naar schatting bijna 500 Culemborgers bij de VOC. Opvallend veel van hen waren familieleden. Dat was typerend voor die tijd. Familiebanden boden een sociaal vangnet en een maatschappelijke springplank. Gerrit van Harn  bijvoorbeeld was de achterneef van Antonio van Diemen en de oom van Jan van Riebeeck. Zijn geboortejaar is onbekend. In 1632 vertrok Van Harn als gewoon soldaat in dienst van de VOC naar Java. Hij maakte snel promotie onder het bewind van Van Diemen. Na de dood van zijn beschermheer ontsloeg de VOC hem in 1647 echter wegens corruptie. In 1660 nam zij hem weer in genade aan. De VOC benoemde hem tot opvolger van Jan van Riebeeck als commandeur van de Kaapkolonie aan de punt van Zuid-Afrika.  Nog voor zijn vertrek naar Zuid-Afrika kocht Van Harn in 1660 het huis Markt 13. Ook schonk hij de Barbarakerk een prachtige kaarsenkroon met de tekst ‘Gerrit Govertsz. van Harn Commandeur aan Cabo de Bon Esperance A 1661’. Van Harn was dan ook nauw betrokken geweest bij de wederopbouw van de in 1654 door brand verwoeste Barbarakerk. Op zijn reis rustte echter geen zegen, want hij overleed onderweg naar de Kaap in 1661.

Fort Batensteyn in 1709

Fort Batensteyn in 1709 aan de Goudkust (Ghana) 
(Publiek domein)

slavenschip

Model van een volgestouwd slavenschip (publiek domein)


Nicolaas Heinsius

Het pand Markt 13 werd in 1763 gekocht door Nicolaas Heinsius (1719-1781), zoon van de gelijknamige stadsgeneesheer die na een avontuurlijk leven in Culemborg neerstreek. Nicolaas Heinsius jr. nam toen hij 19 jaar was dienst bij de West-Indische Compagnie (WIC). Ook de in 1621 opgericht WIC was een oorlogvoerende handelsonderneming. Zij bevocht in de 17e eeuw letterlijk een aandeel in de handel op Afrika, de Amerika’s en het Caribisch gebied. Ook veroverde zij enkele steunpunten en koloniën in die gebieden, zoals Curaçao en Suriname en een verzameling forten aan de zogeheten Goudkust in West-Afrika, het tegenwoordige Ghana. Het fort Elmina was het WIC-centrum in West-Afrika. De WIC kocht in West-Afrika niet alleen goud en ivoor in, maar ook en vooral Afrikanen voor de slavenhandel. Opeengepakt in de scheepsruimen werden de tot slaaf gemaakte Afrikanen verscheept naar de landbouwplantages en de slavenmarkten in de Europese kolonies in Noord- en Zuid-Amerika. In totaal brachten de Nederlanders ruim een half miljoen Afrikanen als slaaf daar naar toe. Van hen stierf een op de zeven tijdens de overtocht op de volgestouwde schepen. Ook Nicolaas Heinsius was actief in deze mensenhandel. Hij bracht het tot opperhoofd van de WIC-vestiging op Accra, fort Batensteyn. Heinsius keerde rond 1763 terug naar Culemborg. Hij had zoveel geld verdiend dat hij behalve het pand Markt 13 in 1764 ook het buurpand, Markt 11, kon kopen. Hij kwam niet alleen terug, maar met een dochter en een zoon die hij had verwekt bij een niet nader genoemde Afrikaanse vrouw. De kinderen, Carel (?-1786) en Anna (1760-1789), kregen de naam Batensteyn. Carel erfde het pand Markt 13 toen zijn vader in 1781 overleed. Hoe het hem en zijn zus verder verging in Culemborg is onbekend.

Khokoi vrouw

Khoikhoi vrouw (Robert Jacob Gordon, 1777-1778, Rijksmuseum)

Standbeeld Van Riebeeck in Kaapstad (publiek domein)


Jan van Riebeeck

Jan van Riebeeck werd in 1619 geboren in dit huis dat eigendom was van zijn grootvader. Hij kwam uit een familie van wereldreizigers. Zijn vader was chirurgijn (arts) in dienst van de West-Indische Compagnie. Van Riebeeck trad als chirurgijn in diens voetsporen, maar meldde zich in 1639 bij de VOC. Hij begon in Batavia, waar zijn neef Antonio van Diemen gouverneur-generaal was. Daarna volgden reizen naar Noord-Sumatra, Formosa (Taiwan), China en Japan. In 1651 zond de VOC hem met zijn gezin en enkele familieleden naar Cabo de Boa Esperance ofwel Kaap de Goede Hoop. De VOC wilde dat hij daar een permanent verversingsstation opzette. De VOC-schepen konden dan voortaan op de maandenlange heenreis naar Azië en de terugreis naar Europa worden opgelapt en nieuwe voorraden inslaan. De permanente VOC-post die Van Riebeeck stichtte aan de Kaap zou uiteindelijk uitgroeien tot Kaapstad. Dat ging echter ten koste van de autochtone bevolking, de Khoikhoi en San. De Nederlanders verdreven hen met geweld naar het binnenland en annexeerden het kustgebied. Van Riebeeck stond ook aan de wieg van de slavernij in Zuid-Afrika. Omdat er te weinig vrije, Europese kolonisten waren om voldoende voedsel voor de VOC te produceren drong hij aan op de invoer van slaafgemaakten. De eersten kwamen in 1658 uit West-Afrika (Ghana). Daarna werden zij aangevoerd van de slavenmarkt op Madagaskar en uit Zuid- en Zuidoost-Azië. Van Riebeeck vertrok in 1662 van de Kaap naar Batavia, waar hij in 1677 stierf. Zijn zoon Abraham, geboren aan de Kaap in 1653, bracht het tot gouverneur-generaal in Batavia, waar hij in 1713 overleed.

In 1795 veroverden de Britten de Kaapkolonie op de VOC. De ‘Boeren’, de afstammelingen van de Nederlandse kolonisten, trokken in de 19e eeuw naar het noorden. Opnieuw verdrongen zij de Afrikaanse bevolking uit hun leefgebieden. De Britten veroverden ook deze ‘Boerenrepublieken’ tijdens de Boerenoorlog (1899-1902). Dit tot woede van veel Nederlanders die zich stamverwanten voelden van de ‘Boeren’. De Britten namen Zuid-Afrika op in het Britse gemenebest. In de kolonie hadden de Boeren en de Britten altijd al op basis van huidskleur een scherp onderscheid gemaakt tussen mensen. Dat onderscheid werd nog scherper vanaf 1948. Toen voerde de Zuid-Afrikaanse regering, waarin de Boeren het voor het zeggen hadden, een rigoureus apartheidsregime in. De zwarte bevolking werd op alle terreinen systematisch gediscrimineerd. Het verzet daartegen van het ANC werd lang en hardhandig onderdrukt, bijvoorbeeld in Sharpville 1960 en Soweto 1976. Het paste in de Afrikaner (boeren) cultuur om jaarlijks een ‘Stigtingsdag’ of Van Riebeeckdag te houden. Bij het standbeeld van Van Riebeeck in Kaapstad vond dan een kranslegging plaats voor de ‘Afrikaner stamvader’.

In Nederland was Van Riebeeck sinds eind jaren 1960 juist een omstreden figuur. Veel Nederlanders schaamden zich voor de historische banden met het apartheidsregime. Voor anti-apartheidsactivisten was het Van Riebeeckhuis een steen des aanstoots. Ook Culemborg nam duidelijk stelling in de jaren 1980. De gemeente voerde een actief anti-apartheidsbeleid en vernoemde ook een aantal straten naar beroemde anti-apartheidsstrijders, zoals ANC-leider Nelson Mandela.

Met het einde van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime in 1994 kwam ook een einde aan de Afrikaner heldencultus rond Van Riebeeck. Inmiddels willen veel zwarte Zuid-Afrikanen af van het beeld van Van Riebeeck in Kaapstad. Zij zien hem als de grondlegger van witte onderdrukking en racisme. De kans is dan ook groot dat Van Riebeeck daar binnenkort van zijn sokkel wordt gehaald. In Culemborg wordt de herinnering aan Van Riebeeck wel weer levend gehouden, maar voorzien van kritisch commentaar en in combinatie met actieve steun aan ontwikkelingsprojecten in Zuid-Afrika.

Jeneverstokerij De Hoop (www.mijngelderland.nl)


Jeneverstokerij de Hoop

Aan de Veerweg ging in 1838 jeneverstokerij  De Hoop van start, waar alcohol werd gedestilleerd uit aardappels, suikerbieten en appels. Na een moeizaam begin bloeide de fabriek na 1850 op. Een flink deel van de productie vond zijn weg naar de koloniën: West-Afrika, Suriname en Nederlands-Indië. In 1851 bijvoorbeeld werd maar liefst 281.000 liter Culemborgse jenever verscheept naar Java. Het einde van de jeneverstokerij in Culemborg lag tussen 1920 en 1930.

Haven van Surat ca. 1670 (Rijksmuseum)


Jhr. Nicolas Holmberg de Beckfelt (1742-1818) 

Nicolas Holmberg de Beckfelt stamde uit een vooraanstaande Zweedse familie. Zijn vader was onder meer burgemeester van Stockholm en Uppsala, Nicolas geboortestad. Hij werd echter opgevoed door zijn oom en dat is misschien de reden waarom de 17-jarige Nils Holmberg zich in 1759 aanmeldde bij de VOC. Zijn avontuur pakte goed uit. Hij maakte in korte tijd een mooie carrière in Surat, de belangrijke VOC-vesting aan de noordwestkust van India. Hij begon er in 1763 als boekhouder en eindigde in 1774 als koopman.

Surat was toen al wel een VOC-vesting in verval. In 1616 had de VOC hier een handelskantoor geopend, maar het had er geen vesting gebouwd of zich anderszins militair geprofileerd. Surat behoorde tot het Indiase Moghul-rijk waarmee de VOC geen oorlog aandurfde. De handelspost floreerde. De voornaamste handelsartikelen waren katoen en de verfstof indigo. De handel van de VOC in slaven bleef in vergelijking daarmee beperkt. Rond 1700 was Surat de belangrijkste VOC-haven van India en verliep 50% van de omzet van de VOC via deze havenstad. Toen het rijk van de groot-Moghul begon te wankelen en de macht van de Engelse East India Company groeide kon de VOC in Surat zijn toonaangevende positie niet handhaven. In 1759 veroverden de Engelsen het kasteel in Surat en moest de VOC voortaan de tweede viool spelen.

Holmberg repatrieerde in 1774 naar Nederland, trouwde met Josine Antoinette Adrienne van den Gon (1757-1805), en werd in 1780 door stadhouder Willem V benoemd tot raadsheer in het Hof van Justitie en de Rekenkamer van het graafschap Culemborg. Voor zover bekend zetelde de grafelijke raad rond 1780 nog in de nederhof van het kasteel van Culemborg.  Holmberg zou tot zijn dood nog een belangrijke bestuurlijke rol in Culemborg spelen.

Holmberg en zijn vrouw kregen elf kinderen. Zijn dochter Geertruida Jacoba (Culemborg 1794-1872) trouwde met de arts Johannes van Rees (1794-1829) en was de moeder van de latere gouverneur-generaal Otto van Rees die we al tegenkwamen. Drie zonen van Holmberg trokken naar Java en werkten daar in bestuurlijke functies. De jongste zoon, jhr. Otto Carel (Culemborg 1796-1857) klom op tot resident – een hoge bestuurlijke post –  en ging daarna ‘in de suiker’. Hij was dus in de positie om zijn neef Otto van Rees vooruit te helpen in de kolonie. Wie hij ook vooruit hielp was zijn tweede vrouw, de 40 jaar jongere Elisabeth van der Meijde (1834-1909), dochter van een Haagse lakei. Hij trouwde met haar in 1856 en heel Indisch Den Haag sprak schande van deze ‘mesalliance’ (mismatch). Het echtpaar vluchtte naar Brussel waar hij een jaar later overleed. De rijke weduwe die hij achterliet schijnt model te hebben gestaan voor tante Elize in de roman Eline Vere van Louis Couperus.


Casa Blanca 

Willem Bernard Dresselhuys (1867-1949), de zoon van Cornelis Willem Dresselhuys, liet deze wit gepleisterde villa bouwen tussen 1907 en 1909. Hij zou samen met zijn broer het levenswerk van zijn vader, de Culemborgse sigarenfabrieken Trio en Cadena, voortzetten. Willem Dresselhuys liet het daar niet bij. Hij richtte in 1893 samen met zijn vader (en acht andere investeerders) de Zambezie Trading Company (Zambezie Handelscompagnie) op. Deze nieuwe onderneming had tot doel handel te drijven op Oost-Afrika en vooral de rivier de Zambesi. Zij verkochten de lokale bevolking van alles: van potten en pannen tot jenever. In de jaren 1870-1900 waren er nogal wat van dergelijke Europese handelsondernemingen actief in Afrika. Zij waren nauw verbonden met de opdeling van Afrika in Europese koloniën. De Zambezie Trading Company was geen lang leven beschoren. In 1899, bij het begin van de Boerenoorlog (1899-1902), werd zij geliquideerd.

Militair vuursteengeweer Culemborg 1780 

(Rijksmuseum)


’s Lands Geweerfabriek 

Van 1759 tot 1812 stond op de plaats waar later Casa Blanca verrees een geweerfabriek. Deze was in 1759 opgericht en eigendom van de prins van Oranje, stadhouder Willem V. Zo probeerde de stadhouder, sinds 1748 ook graaf van Culemborg, de economie van de stad te stimuleren. Een van de grote afnemers van de geweerfabriek – cijfers zijn helaas niet bekend – was de West-Indische Compagnie (1621-1790). De WIC was zoals gezegd een oorlogvoerende handelscompagnie die opereerde in het Atlantisch gebied. Zij had een groot aandeel in de slavenhandel tussen West-Afrika, het Caribisch gebied en de Amerika’s en regeerde met harde hand in WIC-koloniën als Elmina, de Antillen en Suriname. Bij dit alles bediende zij zich na 1760 van geweren geproduceerd in Culemborg. Deze waren van uitstekende kwaliteit. Ze konden wel vijftig jaar meegaan. Maar ze waren veel duurder dan de geweren die de militaire industrie in Luik produceerde. Die concurrentie deed haar de das om. In 1812 maakte Napoleon een eind aan de kwakkelende geweerproductie in Culemborg.

Christiaan Kleynhoff 

(Augustinus Terwesten de Jonge, Museum Lakenhal)


Christiaan Kleynhoff 

Kleynhoff (?-1777), vermoedelijk afkomstig uit een plaatsje bij Breslau (Polen), trad in 1742 als chirurgijn (arts) in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Hij maakte in Batavia carrière als medicus en klom op  tot ‘chirurgijn-majoor’. Hij fungeerde ook als lijfarts van de gouverneur-generaal. Behalve arts was hij ook botanicus. In Batavia legde hij de eerste  botanische tuin van Azië aan. De grote Zweedse botanicus Carl Linnaeus vernoemde zelfs een tropische boom naar hem. Terug in Nederland ging Kleynhoff in 1763 rentenieren in Culemborg. Daarnaast vervulde hij ook bestuurlijke functies. Hij bewoonde twee panden aan de Ridderstraat, waarschijnlijk waar nu op nr 198 de RK-pastorie is gevestigd. Achter het huis lag een grote ‘binnentuin’, die doorliep tot de oude stadsmuur. Daarachter lag een ‘buitentuin’ (mogelijk een botanische tuin) die  aan de overzijde van de gracht doorliep tot de tegenwoordige Elisabethdreef (villa ‘s-Heerenhof).

Deze Kleynhoff was de grootvader van Tine van Wijnbergen, de vrouw van de Nederlandse schrijver Multatuli. In 1860 schreef Multatuli een vlammende aanklacht tegen de uitbuiting van de Javaanse bevolking in zijn beroemde boek Max Havelaar. Multatuli –zijn echte naam was Eduard Douwes Dekker –  had dit als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië met eigen ogen kunnen zien. Op verlof in Nederland bezocht Multatuli op 11 augustus 1853 Culemborg, op zoek naar het familiefortuin van zijn vrouw. Het was vergeefse moeite. De familiebezittingen, inclusief de tuin aan de Elisabethdreef, waren al lang verkocht.

Triowijk jaren 1960

sigarenbandje Triofabriek

Factorij Batavia Trio Sigaren 

(De sigaren nijverheid in Culemborg)


Triowijk

In de tweede helft van de 19e eeuw groeide en bloeide in Culemborg de sigarenindustrie op. Zoals gezegd was een van de grootste sigarenfabrikanten Cornelis Willem Dresselhuys (1834-1912), ‘de ongekroonde koning’ van Culemborg. Achter zijn huis aan de Varkensmarkt bouwde hij in 1889 de TRIO sigarenfabriek. De arbeidsomstandigheden in alle sigarenfabrieken waren ronduit slecht. Dat leidde in 1891 tot een drie maanden lange staking. De fabrikanten gaven toen niet toe. Maar om de fabrieksarbeiders aan zijn fabriek te binden liet Dresselhuys vanaf 1896 wel een aantal arbeiderswoningen bouwen. Uiteindelijk groeide hier de Trio-wijk uit.

Veel tabak was afkomstig uit Nederlands-Indië. Dat bleek ook uit de soortnamen voor sigaren. Er waren bijvoorbeeld ‘Sumatranen’ en ‘Vorstenlanders’ (gebieden op Midden-Java). De Trio fabriek voerde ook merken als ’Factorij Semarang’, ‘Factorij Soerabaja’ en ‘Factorij Batavia’. Van de tientallen sigarenfabrieken die ooit in Culemborg werk verschaften aan duizenden mensen is er nog maar een over. En de Trio-wijk zelf met straatnamen als Tabak- en Coronastraat herinnert nog aan dit verleden.

interieur Gereja Sion Jakarta

Interieur van de Gereja Sion (Portugese Buitenkerk). Deze kerk werd in 1695 ingewijd door dominee Zas (Sion Church Jakarta).


VOC-buurt

Na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk ‘Achter de Poort’ gebouwd. Daarin werden negen straten vernoemd naar Culemborgers die in dienst van de VOC en WIC carrière maakten (de VOC-buurt). Nadat een deel van de buurt in de jaren 2018-2019 is gesaneerd herinneren nog zes straatnamen aan het koloniale verleden. Van Harn, Heinsius en Kleynhoff kwamen we al tegen. Daarnaast zijn vernoemd: de VOC-predikant Theodorus Zas (ca. 1635-1704), Roelof de Man (1634-1663), de tweede man onder Van Riebeeck aan de Kaap en Pieter Walbeeck (1753-na 1812), een hoge bestuurder namens de VOC op Kalimantan en Sumatra.

Bronnen
P.J.W. Beltjes, Culemborgers overzee. Een vluchtige verkenning met het meer dan vier oude huis De Fonteyn als dankbare aanleiding (Culemborg 1971).
P.J.W. Beltjes en P.W. Schipper, Culemborg beeld van een stad (Culemborg 1988).
Bert Blommers, ‘In straatnamen vernoemd’, Culemborgse Voetnoten 5/6 (1991) 17-19.
Pepijn Brandon e.a., De slavernij in Oost en West. Het Amsterdam onderzoek (Amsterdam 2020).
‘De bouwgeschiedenis van het Kasteel Culemborg’, Culemborgse voetnoten nr 40 (2009).
Wim Buijze, Leven en werk van Georg Everhard Rumphius (1627-1702). Een natuurhistoricus in dienst van de VOC (2006).
Ad Eillebrecht, Jet Grimbergen en Peter Schipper, De sigarennijverheid in Culemborg (Culemborg 1986).
P.C. Emmer, De Nederlandse slavenhandel 1500-1850 (Amsterdam 2011).
Cees Fasseur, ‘Koning Otto’, in: Indischgasten. Indische levensgeschiedenissen (Amsterdam 1999).
Kate Ekama, ‘Op zoek naar slaven in Kaap de Goede Hoop’, in Pepijn Brandon e.a., De slavernij in Oost en West. Het Amsterdam-onderzoek (Amsterdam 2020) 157-163.
Yvonne Jakobs, ‘De overdracht van het graafschap Culemborg door de Staten van het Kwartier van Nijmegen aan Stadhouder Willem IV (1748), Culemborgse voetnoten, nr 20 (1998).
Yvonne Jakobs, ‘Jan van Riebeeck, stichter van Zuid-Afrika in opdracht van de VOC’, Culemborgse Voetnoten nr. 27 (2002).
Gerrit Knaap en Henk den Heijer, Oorlogen overzee. Militair optreden door Compagnie en staat buiten Europa Amsterdam 2015.
G. Roger Knight, Sugar, Steam and Steel. The Industrial Project in Colonial Java 1830-1885, Adelaide 2015.
R.H.C. van Maanen, ‘Schetsen van de geschiedenis van jeneverstokerij / branderij ‘De Hoop’, Culemborgse Voetnotennr. 19 (1998).
Linda Mbeki en Matthias van Rossum, ‘Private slave trade in the Indian Ocean World’, Slavery and abolition, 2016.
J.A. Prins-Meijer en W. Prins, Culemborg bespied. Een historische schildering van Markt 11 en 13 te midden van het Culemborgse leven van 1475 tot 1922(Amsterdam 2003).
MAtthias van Rossum, Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC (Hilversum 2015).
Frans van Schoonderwalt, ‘Multatuli en Culemborg’, Culemborgse Voetnotennr 43 (sept. 2011).
R.B.F. van der Sloot, ”s Lands Geweerfabriek te Culemborg’Armamentaria 8(1973-1974)67-81.
Alex van Stipriaan, Rotterdam in slavernij Amsterdam 2020.
W.M. Witteveen, Antonio van Diemen. De opkomst van de VOC in Azië (Leiden 2011).
Dirk Tang, ‘Het slavenschip Brooks’, www.historien.nl.
Alies Derwig, ‘Culemborgers in straatnamen vernoemd. De VOC_buurt of Culemborgers overzee’, juli 2017 in www.voetvanoudheusden.nl.
www.mijngelderland.nl/#/culemborg/jenever-voor-afrika
www.janvanriebeeckhuis.nl
www.NOS.nl 9-4-2015: standbeeld Britse imperialist na 87 jaar weg uit Kaapstad.
www.vocsite.nl
www.atlasofmutualheritage.nl
www.kenniscentrum.nl
www.delpher.nl