KOLONIALE WANDELING DOESBURG

Militairen, kunstschilders en een feministe

De stad Doesburg heeft meerdere banden met het koloniale verleden van Nederland: in Zuid Afrika, Indonesië en in de West. Onder de mensen die daar verbleven waren militairen en natuurvorsers die prachtige tekeningen en schilderijen van land en volk en de ‘exotische’ natuur hebben nagelaten die bewaard zijn gebleven in diverse musea. Het Museum Naturalis in Leiden, het Rijksmuseum in Amsterdam, het Museum voor Moderne Kunsten in Arnhem en Museum Bronbeek. Ook een feministe van het eerste uur werd geboren in deze stad.

 

Lengte wandeling:
16km
Start- en eindpunt:
Bushalte Koepoortwal
Parkeerplaats:
Koepoortwal De Bleek

Horeca:
diverse in de stad

Ook geschikt voor andere GPX apparaten

De route

  1. Loop vanaf de parkeerplaats Koepoortwal naar rechts door naar Veerpoortwal. Sla de derde straat links in de Kloosterstraat. De huizen op de nummers 7, 9, 15 en 14 waren in het bezit van de familie Robert Jacob Gordon. Nummer 15 was een voormalig klooster en kreeg in de loop van deze eeuw een militaire bestemming. Vandaar de naam Arsenaal. Hier houdt de VVV van Doesburg nu kantoor. Op Kloosterstraat nummer 3 en 5 (Huis de Valk, was vroeger één adres,nu gesplitst) is Johan Conrad van Hasselt (1777-1823) geboren, zoon van Bernardina Antonia Rasch en Bartolt van Hasselt, zijn oud oom is Robert Jacob Gordon
  1. Loop verder de Kloosterstraat in en neem de tweede straat links, de Kerkstraat. Loop door naar de Martini Kerk. Vlak voor de kerk linksaf en loop naar de achterkant van de kerk waar de ingang zich bevindt. De kerk is over het algemeen open en de moeite waard om binnen te lopen. In de kerk is een memoriebord te zien van vice-admiraal Wemberich van Berchem (1580-1653) rechts achterin de kerk.
  1. Ook is er (rechts genummerd 9) een grafzerk waarop te lezen staat oversten Gordon. Hier ligt niet Robert Jacob Gordon (1743-1795) begraven. Hij stierf in de Kaapkolonie en werd daar ook begraven. De grafkelder werd in 1748 gekocht door zijn vader Jacob Gordon in en werd later eigendom van zijn schoonzoon Bernhard Johan Rasch.
  1. Het memoriebord voor Wemberich van Berchem is tot stand gekomen door de inspanningen van Frederik Gregory (1814-1892) en zijn broer Johan. Loop uit de kerk weer terug naar de Kerkstraat. Sla links af en vervolgens weer linksaf en loop de Roggestraat in.
  1. Op Roggestraat nummer 3 staat Sociëteit De Harmonie, opgericht in 1805. De grootvader van Adriaan Joseph Sloot (1846-1911) was bediende bij deze Herensociëteit.
  1. Op nummer 11 tot en met 13 tref je het Streekmuseum De Roode Toren aan. Hier zijn portretten te vinden van Robert Jacob Gordon en zijn achterneef Johan Conrad van Hasselt. Het museum is gratis toegankelijk en van dinsdag tot en met vrijdag open van 11.00 tot 17.00; op zaterdag en zondag van 13.00 tot 17.00 uur.
  1. Na bezoek aan het museum linksaf slaan en de tweede straat rechts nemen, de Koetsveldstraat. Op nummer 11, 13 en 15 woonde destijds de familie Gregory. Later verhuisde de familie naar de Veerpoortstraat. Loop de straat verder in en sla rechtsaf de Korte Koepoortstraat in. Sla weer rechtsaf de Koepoortstraat. Links ligt de Hoogestraat waar op nummer 3 van 1811 tot 1970 het Rectoershuys van de Latijnse school stond 1811-1970. Hier gingen de gebroeders Gregory naar school. Loop verder de Koepoortstraat in. Op de hoek met de Roggestraat (2) staat het stadhuis van Doesburg.
  1. Sla links af en loop de Gasthuisstraat in. Je komt langs het Lalique museum en de Gasthuiskerk. Sla voor de Gasthuiskerk rechtsaf de Heerenstraat in. Hier was eertijds de Schotse School gevestigd. Aan het einde van de Heerenstraat linksaf, de Boekholtstraat. Op nummer 4 woonde het gezin van Jacob Gordon, de vader van Robert Jacob.
  1. In deze straat is ook het Museum De Maurits 1940-1945 gevestigd en de Doesburgse Mosterd- en Azijnfabriek. Museum De Maurits was een voormalige kazerne. Naast het gebouw zijn nog de huizen te zien waar de officieren woonden. Hier heeft waarschijnlijk ook de familie Metzer gewoond. De vader van Cornelia Razoux Schultz-Metzer(1898-1992) was onderofficier in het Nederlandse leger. Aan het einde van de Boekholtstraat rechtsaf en vervolgens linksaf de Snijdersgang inlopen. Je komt uit op de Meipoortwal. Hier rechtsaf en loop door naar de ingang van de Algemene Begraafplaats Doesburg en loop de begraafplaats op.
  1. In het verlengde van de toegangspoort liggen links langs het hoofdpad de graven van Alexander Willem Maurits Carel Ver Huell (1822-1897) en zijn ouders Quirijn Maurits Rudolph Ver Huell en jkvr. Christina Louisa Johanna Hester de Vaynes van Brakell, aquarelliste (zie koloniale wandeling Zutphen) met in het midden een grafmonument van een lezende vrouw. Op de grafzuil staat Patri Carissimo (beste vader).
  1. Na het bezoek aan de begraafplaats tweemaal linksaf slaan naar de Meipoortstraat. Eerste straat links: Lodero. Loop langs de begraafplaats tot aan de Van Brakellaan. Sla rechtsaf en neem vervolgens de eerste weg rechts de Van Middachtenweg. Loop onder het tunneltje door onder de Provincialeweg. Sla linksaf en loop de Panovenweg op.
  1. Sla rechtsaf en loop het fietspad De Grind op richting Het Zwarte Schaar dat links van je ligt. De eerste afslag van de Grietstraat rechts laten liggen. Neem de tweede afslag rechts. Aan het eind van de Grietstraat rechtsaf, de Eekstraat en vervolgens linksaf de Pastoor Blaisseweg inslaan. Aan het einde van de weg linksaf slaan de Zomerweg inlopen die naar het dorp Achter-Drempt leidt..
  1. Blijf de Zomerweg dwars door het dorp en met een ruime bocht naar rechts volgen tot je links een gras pad ziet dat naar de Rode Beek loopt. Blijf dit gras pad volgen tot het eind. Je komt uit op de H. Remmelinkweg die overgaat in de Hettenstraat. Steek de Nieuwe Eekstraat over en loop naar de dijk. Op de dijk linksaf slaan richting Doesburg.
  1. Neem de tweede straat links, de Grietstraat, die uitkomt op de rotonde bij de Provinciale weg. Houd rechts aan. Zodra je een oversteekplaats voor fietsen ziet, de weg oversteken. Aan de overkant rechtsaf slaan en net voor de oude stadsmuur een wandelpad inslaan dat over de wallen voert.
  1. Over de wallen blijven lopen tot aan de Lage Linie in de IJsselvallei. Je rondt zo een groot deel van de stad Doesburg. Bij de Lage Linie rechtsaf en doorlopen tot vlakbij het standbeeld van Passi d’Oro (voetstappen van goud). Loop via het Hanzeplein naar de Veerpoortdijk. Hier rechtsaf slaan en meteen weer linksaf de Koepoortwal inlopen. Rechts aan de overkant is de bushalte naar Dieren en Arnhem te zien en iets verderop ligt links de parkeerplaats. Einde van deze koloniale wandeling.

    .

Grafsteen Johan Conrad en zijn vriend Kuhn in Kebun Raya, Bogor, Indonesia


Johan Conrad van Hasselt (1777-1823)

Johan Conrad van Hasselt was een Nederlandse arts en natuuronderzoeker. Zijn vader, Bartholt van Hasselt (1741-1819) was burgemeester van Doesburg. Johan Conrad volgde de Latijnse school in Doesburg en studeerde daarna medicijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast volgde hij de colleges Natuurlijke Historie van Theodorus van Swinderen (1784-1851). Dat zou zijn passie worden. In Groningen leerde hij Heinrich Kuhl kennen die zijn passie deelde. In 1820 werd de Natuurkundige Commissie voor Nederlands-Indië opgericht door koning Willem I om natuurhistorisch onderzoek te stimuleren in de Indische Archipel en Nieuw-Guinea. Van Hasselt behoorde samen met zijn vriend Kuhl, preperateur Gerrit van Raalten en tekenaar/kunstschilder Gerrit Laurens Keultjes tot het eerste team dat werd uitgezonden om onderzoek te doen. Het onderzoeksteam bereikte eind december 1820 Batavia, het huidige Jakarta, na een reis van bijna zes maanden. Het onderzoeksteam kreeg onderdak in ’s Lands plantentuin in Buitenzorg en organiseerde van daaruit hun veldwerk. Ze begonnen meteen met onderzoek in de directe omgeving en verzamelden ook materiaal op de hellingen van de vulkanen Salak en Gede. De jonge onderzoekers waren slecht bestand tegen het tropische klimaat. Binnen een jaar stierven Kuhl en Keultjes. Van Hasselt zette samen met Van Raalten het onderzoek voort. De Westkust van Java en de provincie Bantam werden in kaart gebracht. Twee jaar na zijn vriend Kuhl stierf ook Van Hasselt aan de gevolgen van amoebe dysenterie. Hij werd bij zijn vriend in ’s Lands Plantentuin ( Kebun Raya in Bogor) begraven. Van Raalten verscheepte alle onderzoeksresultaten naar Nederland. Zij vormen ‘de kiem’ van de verzamelingen van het huidige Museum Naturalis. Van Raalten zelf bezocht nog vele eilanden in Oost-Indonesië en stierf in 1829 aan de tropische koorts in Oost Timor waar hij op het strand begraven werd.

 

Memoriebord Wemberich van Berchem

Memoriebord Wmberich van Berchem, Martinikerk Doesburg


Wemberich van Berchem (1580-1653)

Wemberich van Berchem, geboren in Doesburg, was vice-admiraal van Holland en West-Friesland en geniet bekendheid als zeeheld. Tijdens de Tachtigjarige oorlog werd hij naar West-Indië gestuurd. In Cuba aangekomen leverde hij slag met een Spaanse vloot. Toen hij in het nauw gedreven werd, stak hij de lont in het kruitvat en blies het schip op. Hij overleefde de explosie en werd gevangengezet door de gouverneur van Cuba. Het is niet duidelijk hoe of wat maar er zal, zo als gebruikelijk, waarschijnlijk losgeld voor hem zijn betaald, want hij kwam vrij. Hij keerde terug naar Nederland en maakte in de jaren daarna tal van zeereizen naar Azië, Afrika en West-Indië. In 1611 werd hij door de bewindvoerders van Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) benoemd tot directeur handel op de kust van Coromandel in Zuidoost India. Daar stichtte hij het Fort Gelria te Paliacatte. Hij schijnt als koopman slecht voldaan te hebben en werd in 1615 ontslagen. Daarna werd hij niet meer uitgezonden. Op de Noordzee vocht hij tussen 1627 en 1632 regelmatig met de Spanjaarden en Duinkerker zeerovers. Hij overleed in 1653 en werd bij zijn vrouw Anna Huntums begraven in de Martinikerk in Doesburg. In 1855 werd in deze kerk een memoriebord voor hem geplaatst naast zijn grafsteen, dankzij de Doesburgse broers Gregory (waarover later meer). Op dit bord worden zijn roemruchte daden vermeld.

 

Schets van een blauwbok


Robert Jacob Gordon (1743-1795)

Robert Jacob Gordon werd geboren in Doesburg als zoon van Johanna Maria Heijdenrijck ( zij was een dochter van Menso Heijdenrijck een gevierd predikant in de Nederlands Hervormde Kerk), en generaal-majoor Jacob Gordon van de Schotse Brigade (1572-1782), in die tijd een onderdeel van het Nederlandse leger. In 1759 schreef hij zich in als student geestes- wetenschappen bij de Universiteit van Harderwijk. Hij diende daarna in de Schotse Brigade en trad in dienst van de VOC waar hij opklom tot de rang van kolonel. Van 1780 tot 1795 was hij commandant van het VOC garnizoen in de Kaapkolonie. Robert Jacob Gordon was een van de eerste ‘witvellen’ die in dienst van de VOC tot ver in Afrika doordrong. Van de zes reizen die hij ondernam, worden er vier (tussen 1777en 1786 ) beschreven in zijn journalen die in 1964 werden herontdekt. Tijdens deze avonturen neemt hij de rol van expeditieleider, botanicus, etnograaf, geoloog, bemiddelaar, tolk, zoöloog en antropoloog op zich. Luc Panhuysen leidt in zijn boek Een Nederlander in de wildernis Gordons avonturen in met een korte levensloop. Gordons open houding ten opzichte van de ‘Hottentotten, Bosjesmannen en Kaffers’ waren bijzonder voor die tijd. Hij beheerste het Hottentots en het Xhosa. Hij vierde feest met de autochtone bevolking, ontdekte de Oranjerivier, joeg op nijlpaarden en at het merg van giraffen. Panhuysen wijst ook op de dubieuze moraal in zijn reisverslagen. Gordons idee over de ‘goede behandeling van de Kaapse slaven’ kan niet losgekoppeld worden van zijn eigen status als eigenaar van twee slaven Castor en Jak die hij zelf deze namen gaf. In 1780 trouwde hij met de Zwitserse Susanna Magaretha Nicolet met wie hij vijf zonen kreeg. Het gezin woonde in het herenhuis Schoonder Sigt. In 1795 beroofde Gordon zich met een pistool schot van het leven. Er zijn tegenstrijdige berichten over het waarom: volgens sommigen zou hij geestesziek zijn geworden, maar anderen berichten dat hij door bestuurders en bevolking van de Kaapkolonie als een landverrader werd gezien. Bij de Bataafse omwenteling in de Republiek in 1795 zou hij de Kaapkolonie zonder slag of stoot aan de Britten hebben overgedragen. Vanwege zijn Schotse afkomst werd hij beschuldigd van verraad. De Afrikaner gemeenschap wilde niets meer van hem weten en ook het bestuur van de Bataafse Republiek liet hem vallen. Ook is er onduidelijkheid hoe hij begraven werd met of zonder militaire eer. Hij werd in ieder geval in de Kaapkolonie begraven en dus niet in de Grote of Martinikerk in Doesburg zoals te lezen valt (Oversten Gordon)op een zerk in deze kerk. Na zijn dood vertrekt zijn weduwe met hun vijf zonen naar Europa. Zij nam zijn nalatenschap mee die in Atlas Gordon: een verzameling kaarten en tekeningen van zijn hand, nu berust bij het Rijksmuseum.

Frederik Alexander Adolf Gregory

 


Frederik Alexander Adolf Gregory (1814-1891)

De Gregory’s waren van Duitse komaf. De in 1731 in Berlijn geboren grootvader van Frederik Gregory, Johann Ludwig Gregory, werd op 5 april 1789 door de koning van Pruisen benoemd tot diplomatiek vertegenwoordiger bij de stad Amsterdam. Daar overleed hij op 11 november 1803. De vader van Frederik Gregory (1814-1891) was oranjegezind en week in de Franse tijd uit naar Duitsland waar hij zijn vrouw vond en trouwde. Frederik Alexander Adolf werd in 1814 in Doesburg geboren. Op 16 jarige leeftijd werd hij aangenomen bij het Koninklijk Instituut voor de Marine in Medemblik. Hij maakte carrière en bracht het uiteindelijk tot vice-admiraal. In 1849 nam hij deel aan de derde expeditie naar Bali als adjudant van de commandant van de Zeemacht in Oost-Indië. Aan het einde van dat jaar werd hij benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde samen met tientallen andere militairen en schepelingen van de land- en zeemacht die deelgenomen hadden aan de tweede en derde expeditie naar Bali. Hoewel hij dus de hoogste Nederlandse onderscheiding voor dapperheid kreeg, zijn van hem geen individuele heldendaden bekend. De drie expedities naar Bali kostten meer dan 12.000 doden aan Balinese kant en een paar honderd aan Nederlandse kant. In 1858 vertrekt hij met een eskader van zes oorlogsbodems naar West-Indië. Drie schepen meren af in Paramaribo in Suriname, de rest vaart door naar Willemstad op Curaçao. Het betreft een gewone inspectietocht. Frederik krijgt in Suriname een indruk van het dagelijkse leven in de stad en op de plantages waarin in die tijd nog steeds slaafgemaakten werkten. Samen met zijn broer, Johan Gregory, commissaris van de Koning in Drenthe, zorgde hij voor een marmeren gedenkplaat boven de begraafplaats van Wemberich van Berchem in de Grote Kerk te Doesburg. Zelfs de Koning en de prinsen Frederik en Hendrik droegen bij in de kosten van de gedenkplaat. Gregory bekleedde nog tal van functies binnen de Marine organisatie en werd in 1890 benoemd tot commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Na een langdurige ziekte overleed hij in 1891 in zijn toenmalige woonplaats Den Haag.

Menukaart SS. Tambora

 


Adriaan Joseph Sloot (1846-1911)

Adriaan Joseph Sloot werd geboren in Doesburg als zoon van de violist Joost Willem Sloot (1815-1887) en Johanna Heijdeman. Zijn grootvader was destijds bediende bij de in 1805 opgerichte Herensociëteit in Doesburg. Na zijn opleiding ging Adriaan naar Nederlands-Indië en startte zijn carrière als bestuursambtenaar in Bandoeng op het eiland Java. Hij werd aspirant-controleur. Na enige jaren keerde hij terug naar Nederland om te herstellen van een ziekte maar ook om verder te studeren aan de Leidse Universiteit. Weer terug in Indië lukte het hem niet raadsheer te worden. Hij is driemaal getrouwd geweest. Al zijn twaalf kinderen zijn verspreid over Java en Madura in Indië geboren, maar weer naar Nederland teruggekeerd. Zijn laatste functie was president van de Raad van justitie in Makassar. Hij werd in 1903 benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau en in 1910 tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij was de eerste rechterlijke ambtenaar, die aldaar met pensioen kon gaan; hij was toen circa twintig jaar voorzitter geweest. Hij overleed tijdens een terugtocht naar Nederland in de Rode Zee op stoomschip Tambora. Hij leed toen al enige tijd aan een oogziekte. Een oudere broer van hem Hendricus Maria Sloot (1844-1881) was eerste luitenant in het Nederlands Oost-Indische Leger. Hij stierf in Banjarmasin, 37 jaar oud.

 

Buste Prins Hendrik de Zeevaarder

 


Prins Hendrik de Zeevaarder (1820-1879)

Hij is de enige Oranje die Nederlands-Indië, later Indonesië, bezocht toen het nog een kolonie van Nederland was. Hij vergaarde een vermogen met zijn aandelen in tinerts op het eiland Billiton en met aandelen in andere Indische fondsen. Een buste van hem staat in het Streekmuseum De Roode Toren in Doesburg. Vooralsnog is onduidelijk wat de link tussen Hendrik de Zeevaarder en Doesburg is.

 

Cornelia Razoux Schultz-Metzer

 


Cornelia Razoux Schultz-Metzer(1898-1992)

Cornelia Hendrika Metzer werd op 27 oktober 1898 geboren te Doesburg. Ze was de dochter van Cornelia Jansen en Jacobus Cornelis Metzer, onderofficier in het Nederlandse leger. Haar vader ging op jonge leeftijd met pensioen en werd gemeenteambtenaar in Arnhem, o.a. opzichter in het rivier bad. In 1919 haalde ze haar diploma aan de kweekschool in Arnhem en was ze enige tijd werkzaam als onderwijzeres. Na haar huwelijk met François Marie Razoux Schultz in 1922 verhuisde ze naar Batavia waar François als ingenieur aan het werk ging. Het echtpaar Razoux Schultz-Metzer kreeg vier kinderen.
Razoux Schultz-Metzer was een feminist die in Nederlands-Indië bijdroeg aan de oprichting van verschillende vrouwenorganisaties. Ze droeg in 1931 bij aan de oprichting van de Bataafse Vereeniging van Huisvrouwen en het Indo-Europeesch Verbond-Vrouwenorganisatie (IEV-VO). Net als haar broederorganisatie, het Indo-Europeesch Verbond zette de IEV-VO zich in voor de mensen in Nederlands-Indië met een Europese afkomst. De organisatie ondernam tal van activiteiten in het belang van deze groep. Ook was ze lid van de Nederlands-Indische tak van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap, voorheen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Hoewel het vrouwenkiesrecht in Nederland in 1919 volledig verworven was, moest dit in de kolonie nog gebeuren en bleef het een centraal agendapunt voor leden van de Vereniging. Nadat ze in 1934 als eerste vrouw tot (onbetaald) ‘commissaris van politie der tweede klasse, speciaal belast met vrouwen- en kinderzaken’ benoemd was, werd ze in 1935 ook als eerste vrouw tot lid van de Volksraad benoemd door gouverneur-generaal De Jonge. Deze aanstelling kreeg ze onder andere omdat De Jonge, die haar persoonlijk kende, verwachtte dat ze gematigd zou handelen wat betreft vrouwenemancipatie. In het algemeen steunde zij het regeringsbeleid. In 1936 stemde zij – anders dan het IEV – tegen de petitie-Soetardjo, waarbij om een rijksconferentie over de toekomstige status van Nederlands-Indië werd gevraagd. In 1937 bracht ze wel een motie in die het actieve vrouwenkiesrecht in Nederlands-Indië bepleitte. In 1939 werd ze herbenoemd, wat leidde tot protest omdat Indonesische vrouwen weer werden gepasseerd. In september 1939 ging ze met Europees verlof – haar gezin was al twee maanden eerder gegaan. De inval van de Duitse troepen verhinderde de op 10 mei 1940 geplande terugkeer naar Indië. Eind december 1946 keerde ze pas weer terug naar Indië – haar man was al eerder teruggekeerd. Vanaf juni 1947 was zij hoofd van de afdeling Sociale Personeelszorg van Batavia. Na een jaar moest ze deze betrekking – haar eerste bezoldigde baan – neerleggen: de ziekte van een van haar kinderen dwong haar naar Nederland terug te keren. Diep teleurgesteld over de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 keerde ze het openbare leven de rug toe. In 1955, een jaar na de dood van haar man, besloot ze weer als onderwijzeres aan het werk te gaan. Dit bleef ze doen tot haar zeventigste verjaardag in 1968. Na haar pensioen genoot ze van haar kleinkinderen. Zoals ze zelf zei, haalde ze, nu ze eindelijk tijd had, ‘de schade in’. En ze kreeg ook de tijd, want ze stierf op de hoge leeftijd van 94 jaar.

Grafmonument Patri Carissimo

 


Alexander Willem Maurits Carel Ver Huell (1822-1897)

Alexander werd geboren in Doesburg als zoon van de zeeofficier Maurits (Quinten Maurits Rudolph) Ver Huell en Louise de Vaynes van Brakell. Zijn vader groeide op in Zutphen bij zijn grootouders en was betrokken bij de bloedige campagne tegen de Molukse bevolking op Ambon en Saparua, die niets wilden weten van een terugkeer van het Nederlandse gezag. Hij was getuige van de gruwelijke executie van Pattimura. (Over hem wordt meer vertelt in de koloniale wandeling Zutphen). Na de geboorte van Alexander vertrok het gezin naar Rotterdam waar Maurits (onder)equipagemeester werd. Alexander zelf is nimmer in Indië geweest. Hij groeide op in Rotterdam en bracht vele vakanties door bij zijn grootouders in Doesburg. Zijn grootvader van vaderskant was burgemeester van Doesburg en zijn grootvader van moederskant commandant van de vesting Doesburg. Alexander erfde het talent van zijn vader, een begaafd landschapstekenaar, die biologische boeken illustreerde en van zijn moeder die aquarellen maakte van bloemen. Hij bleef ongehuwd. Met geld dat hij had geërfd van zijn oudoom Carel Hendrik steunde hij kunstenaars. Hij kocht hun werk en haalde anderen over dat ook te doen. Hij doneerde een bedrag van 77.000 gulden voor de bouw van een vaste oeververbinding over de IJssel bij Doesburg en 40.000 gulden aan de stad Doetinchem. Museum Bronbeek kreeg de familieverzameling Indische wapens en portretten, van onder meer Napoleon en stadhouder Willem V. In 1892 vierde Alexander zijn 70ste verjaardag. Hij kreeg veel huldebetuigingen en felicitaties, onder meer van koningin Emma, maar één waardering bleef uit. Een waarvan hij vond dat hij recht op had: een koninklijke onderscheiding. De ziekte van Parkinson begon hem op latere leeftijd parten te spelen en op 28 mei 1897 overleed Alexander Willem Maurits Carel Ver Huell, eenzaam en miskend. Hij vermaakte in 1897 zijn hele bezit aan de gemeente Arnhem en legde zo de basis voor het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem. Zowel Maurits, zijn vrouw Louise als zijn zoon Alexander liggen in een familiegraf op de Algemene Begraafplaats van Doesburg

Bronnen
https://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu04_01/molh003nieu04_01_0175.php Berchem Wemberich (geraadpleegd op 11 -4 2023)
Rengert van Kesteren, Doesburg tijdens De Opstand (1568-1648). Een historische rondgang langs 20 zerken in de Grote of Martinikerk in Doesburg (juni 2012). Uitgave van de Protestantse Gemeente te Angerlo-Doesburg
Luc Panhuysen, Een Nederlander in de wildernis. De ontdekkingsreizen van Robert Jacob Gordon (1743-1795) in Zuid Afrika (Amsterdam, 2010).
Gerrit Schutte, Vragen rondom het drama op Schooner Sigt: Een nader onderzoek van de zelfmoord van Robert Jacob Gordon in 1795, in: Tydskrif vir Geesteswetenskappe, vol.52,nr. 2 Pretoria, June 2012
Atlas Gordon, met kaarten en tekeningen, berust bij het Rijksmuseum in Amsterdam
https://www.wikiwand.com/nl/Frederik_Alexander_Adolf_Gregory
Het huis Doesburg
Elsbeth Locher-Scholten, Metzer Cornelia-Hendrika (1898-1992), zie https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Razoux
Women and the colonial state: essays on gender and modernity in the Netherlands Indies 1900-1942 / Elsbeth Locher-Scholten.- Amsterdam : Amsterdam University Press, 2000. – 251p.
https://atria.nl/nieuws-publicaties/bijzondere-vrouwen/vrouwelijke-pioniers/cor-razoux-schultz-metzer/ door Marianne Broere
https://doesburgvertelt.nl/dv2023/5-frederik-gregory-doesburger-viceadmiraal-des-konings/
https://doesburgvertelt.nl/dv2022/3-alexander-ver-huell-intro/3-alexander-ver-huell-een-miskend-kunstenaar/

A.W.P. Weitzel, De derde militaire expeditie naar het eiland Bali in 1849 met drie kaarten, (Gorinchem,/J. Noorduyn en Zoon) 1859