KOLONIALE WANDELING ALKMAAR

Geen kaas maar koloniale waren

Deze wandeling laat zien dat Alkmaar veel meer te bieden heeft dan kaas. Alkmaarse stadsbestuurders, regenten, handelaren, militairen en avonturiers hebben in de Nederlandse koloniën op allerlei functies gewerkt of in Alkmaar hun geld verdiend met de handel op de koloniën. Dat heeft zijn sporen nagelaten in de Alkmaarse binnenstad, al is er wel het een en ander teloor gegaan door de stadsvernieuwing. De verhalen blijven gelukkig. Na een rondwandeling door de binnenstad lopen we via landgoed Nijenburg naar station Heiloo.

Lengte wandeling:
6 of 10 km

Start- en eindpunt:
Station Alkmaar
Parkeerplaats:
P&R Kruseman van Eltenweg 1

Horeca:
in Alkmaar en Heiloo
Musea:
Stedelijk Museum Alkmaar (di-za)

Ook geschikt voor andere GPX apparaten

De route

  1. Vanaf station Alkmaar uitgang Centrum. Met je rug naar het station rechtsaf slaan: Stationsweg. Doorlopen tot vierbaansweg (Scharlo) en daar linksaf: wordt Geesterweg. Rechtdoor lopen, de (Geester)brug over de stadsgracht. Daarna tweede straat (plein) linksaf. Iets verder vind je aan je linkerhand het Stedelijk Museum Alkmaar. In het souterrain is de vaste tentoonstelling Allemaal Alkmaar te vinden. Tal van zaken herinneren aan Nederlands koloniale verleden. We lichtten er enkele portretten uit van mensen waarvan elders in de stad geen aanknopingspunten (meer) te vinden zijn: gebroeders Dirck en Hendrick Van Os, Pieter Jacobsz Pauw, en Wollebrant Geleynssen de Jongh. En we kijken naar de portrettenverzameling van de familie Van Foreest uit landhuis Nijenburg bij Heiloo (niet opengesteld) waarmee we onze wandeling zullen besluiten. 
  1. Als je uit het museum komt rechtsaf en recht oversteken naar de Grote Sint Laurenskerk. Deze is in de zomermaanden (juni tot half september) geopend. In de kerk zijn veel graven terug te vinden van Alkmaarders die verbonden waren met de koloniën, zoals Frederick de Houtman (graf verdwenen onder kerkbanken); Geleynssen de Jongh (met een naar boven lopende vos in het wapen) en Gerrit Wildeman (grafsteen van een ‘wildeman’ met knots bij preekstoel) en de baar van Wildeman in het koor van de kerk. 

Graf van Gerrit Wildeman

  1. Als je uit de kerk komt wandel je over het kerkplein naar de achterzijde (het koor) van de kerk. Daarna rechtsaf de Koorstraat in. Hier kocht Frederick de Houtman in 1614 een groot huis. Loop voorbij de tuin. De eerste straat rechts is de Kerkstraat. Deze Kerkstraat werd tot in de 19e eeuw de Houtmanstraat genoemd. Want De Houtman liet deze weg aanleggen naast de muur die zijn huis scheidde van het kerkhof. Overigens werd een straat in een nieuwer deel van Alkmaar ook naar Frederick de Houtman vernoemd.
  1. Loop vanuit de Kerkstraat weer de Koorstraat in en dan linksaf, wordt Sint Laurensstraat. Van ca. 1550 tot 1753 stond daar het oorspronkelijke Hoge Huys van de adellijke regentenfamilie Van Teylingen. Floris van Teylingen (1577-1624) was vier maal burgemeester en tevens bewindhebber van de WIC.

Burgerweeshuis Alkmaar 1789 door J.A. Crescent

(Reg. Archief Alkmaar)

  1. Loop de Sint Laurensstraat helemaal uit. Op de driesprong linksaf, richting Dubbele Buurt. Op de hoek met rechts de Sint Sebastiaanstraat stond in de 17e eeuw het burgerweeshuis waar Wollebrant Geleynssen de Jongh opgroeide. Het weeshuis is in 1969 afgebroken.
  1. Sla de Sint Sebastiaanstraat in en daarna de tweede straat rechts, Koningsweg. Op de hoek Koningsweg 83-Doelenstraat vind je het Provenhuis van Geertruid Bijlevelt. Samen met haar man Pieter Bijlevelt, waren zij vroege kolonisten in Nieuw-Nederland.
  1. Sla de Doelenstraat in (gaat over in Hoogstraat) en vervolgens de derde straat links: Langestraat. In de 17e eeuw was dit de straat voor de elite, nu voor het winkelend publiek. Op nr. 96 vind je het stadhuis, waar het stedelijk bestuur zetelde. Een groot aantal bestuurders had koloniale banden en belangen.
  1. Loop iets verder door de Langestraat. Waar nu de Hema is gehuisvest, was vroeger het wooncomplex terug te vinden van Gerrit Martijn baron du Tour (1715-1788) en zijn vrouw Anna Agatha de Beaufort (1715-1786).
  1. Direct  na de Hema linksaf: Van den Bosch straat. Aan het eind op de viersprong rechtsaf: Gedempte Nieuwesloot. Op de hoek van de Gedempte Nieuwesloot en de Lombardsteeg vind je het Provenhuis van Johan van Nordingen dat deels werd gefinancierd met VOC-geld.
  1. Loop de Gedempte Nieuwesloot verder naar rechts in. Links vind je het Hof van Sonoy. Hier woonde na terugkeer Cornelis van der Lijn, gouverneur-generaal in Batavia van 1646 tot 1650. 

Korte Mient in 1876 voor de sloop 

(Reg. Archief Alkmaar)

  1. Volg de gedempte Nieuwesloot met de bocht mee naar links. Op de viersprong rechtsaf, Marktstraat. Je komt uit bij de Schapenbrug. Voor het water, schuin rechts tegenover de Schapenbrug, woonde Hermanus Lambertsz Kikkert in wat toen de Korte Mient heette. Dat straatdeel is eind 19e eeuw bij het Waagplein getrokken.
  1. Steek de Schapenbrug over en aan de overkant rechtsaf, Voordam. Blijf langs het water lopen, Zijdam, gaat over in Luttik Oudorp. Op Luttik Oudorp nr 52 was in de 18e eeuw de suikerraffinaderij De Groene Klok gevestigd.
  1. Loop verder tot de Sint Annastraatbrug, steek die over en aan de overkant rechtdoor, nog steeds Luttik Oudorp. Loop langs de accijnstoren en sla direct na de witte brug rechtsaf, Oudegracht. Loop door tot nr 89: het hofje van Gerrit Wildeman
  1. Loop een klein stukje terug langs de Oudegracht en ga de eerste brug links (Werfbrug) over. Loop rechtdoor tot het volgende water, ga de Eenhoornbrug over en dan direct linksaf, Verdronkenoord. Op Verdronkenoord 68 is de Laurentiuskerk te vinden. Die is gebouwd in de tuin van de vroegere Matthiasstatie, een van de vroegere rooms-katholieke schuilkerken in Alkmaar. Daar werd in 1781 Dominique Jaques de Eerens gedoopt, de latere gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.
  1. Na de kerk rechtsaf, verder langs het Verdronkenoord. Dit gaat over in de Vismarkt en met een bocht naar rechts in Mient. Op Mient 31 vind je huis de Croon. Daar woonde eind 17e eeuw Gualtherus Zeeman met zijn vrouw Sara van den Broecke en de tot slaaf gemaakte Baron van Bengalen, Rosetta van Sumabawa, en hun kinderen Filander en Magdhalena en Martha van Makassar.
    Eind 18e eeuw woonde in ditzelfde huis op Mient 31 burgemeester Gualtherus van der Mieden. Diens zoon Adriaan van der Mieden koos in 1779 voor een leven in de koloniën.
  1. Steek de brug naar links (Gewelfde Stenenbrug) over en rechtdoor: Langestraat. De eerste straat links is de Boterstraat. In deze straat – waar precies weten we niet – woonde in 1769 de moeder van Ewoud Vertest. Hij nam dat jaar na gedane zaken in Suriname de voormalig slaafgemaakte Primo mee naar de woning van zijn moeder in deze straat.
  1. Loop de Langestraat verder af tot nr. 47-49. Daar groeide de marineofficier Adriaan Frans van Daalen op. In het huis ernaast Langestraat nr 51 woonde rond 1830 het gezin van Adrianus Petrus de Lange. Twee van zijn zonen, Sjoerd en Gendolph de Lange zochten hun fortuin in Nederlands-Indië.  
  1. Sla vervolgens de eerste steeg naar links in: Pastoorsteeg. Sla rechtsaf, Breedstraat. Op Breedstraat nr. 31-35 (nu een nieuwbouwblok) stond begin 18e eeuw het woonhuis van de Gerrit en Adriana Indijk.
  1. Loop terug over de Breedstraat en sla rechtsaf de Krebbesteeeg in. Steek de Laat over en rechtdoor de Brillesteeg in. Je komt uit op de Oudegracht NZ. Sla rechtsaf en loop naar nr. 226. Daar woonde Jacob Hengeveld rond 1700.  
  1. Op dit punt van de wandeling kun je kiezen. Voor wie verder wil lopen naar Heiloo (nog 5 km): Loop de Oudegracht verder af en neem dan de eerste brug naar links en dan rechtdoor, Ritsevoort. Op de driesprong rechts aanhouden: Kennemerstraatweg. Loop verder langs deze drukke weg tot de stoplichten. Sla hier rechtsaf, Metiusgracht. Loop met de bocht mee nar links. Rechts liggen de gebouwen van de Noordwest Ziekenhuisgroep. Daarin is opgenomen de hoofdingang van de voormalige Cadettenschool.
    (Afkorting: je kunt hier ook teruglopen naar station Alkmaar (1 km): loop de Oudegracht verder af. Neem dan de eerste brug naar links en direct weer rechts Lindegracht. Loop door tot je het pad over de vestingwal bereikt. Hier rechtsaf. Volg het pad tot de tweede brug links. Steek deze brug over en loop min of meer rechtdoor via de rotonde de Geesterweg in en vervolgens de tweede straat rechts Stationsweg.)  
  1. Steek met je rug naar de Cadettenschool de Wilhelminalaan over en loop iets verder rechtdoor tot je een wandelpad kruist. Sla dit wandelpad naar rechts in. Het pad eindigt op een rotonde met bloemenklok. Ga hier rechtsaf en je komt uit bij wandelknooppunt 6. Loop verder naar wandelknooppunt 16.
  1. Bij wandelknooppunt 16 volg je de pijlen naar wandelknooppunt 5: linksaf langs een kerkhof, een stukje door de wijk Oranjepark en langs de renbaan onder de N-9 door. Wandelknooppunt 5 ligt aan het begin van het Heilooërbos. Bij wandelknooppunt 5 volg je de pijlen naar wandelknooppunt 4. Steek de weg over naar wandelknooppunt 74. Je komt uit bij huis Nijenburg (helaas niet toegankelijk) waarvan we de schilderijencollectie al tegenkwamen in Stedelijk Museum Alkmaar.
  1. Ga dan dezelfde weg terug over de autoweg naar wandelknooppunt 4. Vanaf wandelknooppunt 4 naar wandelknooppunt 3 over landgoed Nijenburg. Volg bij wandelknooppunt 3 de pijlen naar wandelknooppunt 26. Als je het landgoed verlaat rechtdoor over de Heerenweg. Steek het winkelcentrum recht over en direct na het winkelcentrum, bij bord doorgaand verkeer rechtsaf, dan nogmaals rechtsaf slaan en direct weer linksaf. Direct daarna nogmaals linksaf: Holleweg. Die brengt je regelrecht naar station Heiloo.

Dirck van Os

(Cornelis de Visscher 1583 Sted.Mus.Alkmaar)


Dirck en Hendrick van Os(s)   

De broers Dirck van Os (1556-1615) en Hendrick van Os (1555-<1621) waren Vlamingen die na de val van Antwerpen in 1585 net als duizenden andere protestante Zuid-Nederlanders naar Amsterdam vluchtten. Via hun oude netwerken zetten zij daar met succes hun handel op de Oostzee en de Middellandse Zee voort. Maar zij waren ook geïnteresseerd in de handel op Azië. Deze werd gedomineerd door de ‘erfvijand’: Spanje en Portugal. Maar de broers waren de durfinvesteerders van hun tijd en staken veel geld in deze handel.  Zo financierden zij in 1595 de reis van Cornelis de Houtman naar ‘Indië’ (zie hieronder bij Frederick de Houtman). En in 1602 behoorden zij tot de belangrijkste investeerders in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). In de VOC bundelden de handelaren op Azië hun krachten. En van de Nederlandse overheid kregen zij het alleenrecht op de vaart en handel op Azië. Maar de VOC was meer dan een handelsonderneming. Zij mocht ook onderhandelen met en oorlogvoeren tegen Europese concurrenten en de machthebbers in Azië, en gebieden veroveren en exploiteren. De VOC telde zes afdelingen (kamers) – er was een kamer in Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen maar niet in Alkmaar. Het hoofdbestuur zetelde in Amsterdam. Dirck van Os was een van de oprichters van de VOC en samen met zijn broer een van de hoofdinvesteerders (f 47.000,-) en hij was een van de eerste bestuurders van de afdeling Amsterdam. De broers verdienden heel goed aan hun Aziatisch avontuur. En dat geld belegden zij in 1607 weer in de droogmaking van de Beemster, die voor 1/7 in hun handen kwam. Zo profiteerde Holland direct van de koloniale geldstroom die op gang kwam. [/av_textblock] [av_button label='Naar route' icon_select='no' icon='ue800' font='entypo-fontello' title_attr='' button_type='' link='manually,#alkmaarp1' link_dynamic='' link_target='' download_file='https://' attachment='' attachment_size='' downloaded_file_name='' size='small' position='right' label_display='' size-text='' av-desktop-font-size-text='' av-medium-font-size-text='' av-small-font-size-text='' av-mini-font-size-text='' margin='' margin_sync='true' padding='' padding_sync='true' av-desktop-margin='' av-desktop-margin_sync='true' av-desktop-padding='' av-desktop-padding_sync='true' av-medium-margin='' av-medium-margin_sync='true' av-medium-padding='' av-medium-padding_sync='true' av-small-margin='' av-small-margin_sync='true' av-small-padding='' av-small-padding_sync='true' av-mini-margin='' av-mini-margin_sync='true' av-mini-padding='' av-mini-padding_sync='true' color_options='' color='custom' custom_bg='#c0a21f' custom_font='#ffffff' btn_color_bg='theme-color' btn_custom_grad_direction='vertical' btn_custom_grad_1='#000000' btn_custom_grad_2='#ffffff' btn_custom_grad_3='' btn_custom_grad_opacity='0.7' btn_custom_bg='#444444' btn_color_bg_hover='theme-color-highlight' btn_custom_bg_hover='#444444' btn_color_font='theme-color' btn_custom_font='#ffffff' btn_color_font_hover='white' btn_custom_font_hover='#ffffff' border='' border_width='' border_width_sync='true' border_color='' border_radius='' border_radius_sync='true' box_shadow='' box_shadow_style='0px,0px,0px,0px' box_shadow_color='' animation='' animation_duration='' animation_custom_bg_color='' animation_z_index_curtain='100' hover_opacity='' sonar_effect_effect='' sonar_effect_color='' sonar_effect_duration='1' sonar_effect_scale='' sonar_effect_opac='0.5' css_position='' css_position_location=',,,' css_position_z_index='' av-desktop-css_position='' av-desktop-css_position_location=',,,' av-desktop-css_position_z_index='' av-medium-css_position='' av-medium-css_position_location=',,,' av-medium-css_position_z_index='' av-small-css_position='' av-small-css_position_location=',,,' av-small-css_position_z_index='' av-mini-css_position='' av-mini-css_position_location=',,,' av-mini-css_position_z_index='' id='' custom_class='' template_class='' av_uid='av-239ohih' sc_version='1.0' admin_preview_bg=''] [/av_cell_three_fourth] [/av_layout_row] [av_layout_row min_height_percent='' min_height_pc='25' min_height='0' border='' fold_type='' fold_height='' fold_more='Lees meer' fold_less='Lees minder' fold_text_style='' fold_btn_align='' color='main_color' fold_overlay_color='' fold_text_color='' fold_btn_color='theme-color' fold_btn_bg_color='' fold_btn_font_color='' size-btn-text='' av-desktop-font-size-btn-text='' av-medium-font-size-btn-text='' av-small-font-size-btn-text='' av-mini-font-size-btn-text='' fold_timer='' z_index_fold='' mobile='av-flex-cells' mobile_breaking='' mobile_column_order='' id='#pauw' custom_class='' template_class='' aria_label='' av_element_hidden_in_editor='0' av_uid='av-21p60rt' sc_version='1.0'] [av_cell_one_fourth vertical_align='top' padding='30px' padding_sync='true' background_color='#f6f0ea' src='' attachment='' attachment_size='' background_attachment='scroll' background_position='top left' background_repeat='no-repeat' mobile_display='' av_uid='av-1zne77d'] [av_image src='https://koloniaalerfgoedtevoet.nl/wp-content/uploads/2025/05/P8301897-200x300.jpg' attachment='8092' attachment_size='medium' src_dynamic='' copyright='' caption='' image_size='' styling='no-styling' box_shadow='none' box_shadow_width='10' box_shadow_color='' align='center' font_size='' overlay_opacity='0.4' overlay_color='#000000' overlay_text_color='#ffffff' link='' link_dynamic='' target='' animation='no-animation' animation_duration='' animation_custom_bg_color='' animation_z_index_curtain='100' parallax_parallax='' parallax_parallax_speed='' av-desktop-parallax_parallax='' av-desktop-parallax_parallax_speed='' av-medium-parallax_parallax='' av-medium-parallax_parallax_speed='' av-small-parallax_parallax='' av-small-parallax_parallax_speed='' av-mini-parallax_parallax='' av-mini-parallax_parallax_speed='' hover='' blur_image='' grayscale_image='' fade_image='' appearance='' css_position='' css_position_location=',,,' css_position_z_index='' av-desktop-css_position='' av-desktop-css_position_location=',,,' av-desktop-css_position_z_index='' av-medium-css_position='' av-medium-css_position_location=',,,' av-medium-css_position_z_index='' av-small-css_position='' av-small-css_position_location=',,,' av-small-css_position_z_index='' av-mini-css_position='' av-mini-css_position_location=',,,' av-mini-css_position_z_index='' transform_perspective='' transform_rotation=',,,' transform_scale=',,' transform_skew=',' transform_translate=',,' av-desktop-transform_perspective='' av-desktop-transform_rotation=',,,' av-desktop-transform_scale=',,' av-desktop-transform_skew=',' av-desktop-transform_translate=',,' av-medium-transform_perspective='' av-medium-transform_rotation=',,,' av-medium-transform_scale=',,' av-medium-transform_skew=',' av-medium-transform_translate=',,' av-small-transform_perspective='' av-small-transform_rotation=',,,' av-small-transform_scale=',,' av-small-transform_skew=',' av-small-transform_translate=',,' av-mini-transform_perspective='' av-mini-transform_rotation=',,,' av-mini-transform_scale=',,' av-mini-transform_skew=',' av-mini-transform_translate=',,' mask_overlay='' mask_overlay_shape='blob' mask_overlay_size='contain' mask_overlay_scale='100%' mask_overlay_position='center center' mask_overlay_repeat='no-repeat' mask_overlay_rotate='' mask_overlay_rad_shape='circle' mask_overlay_rad_position='center center' mask_overlay_opacity1='0' mask_overlay_opacity2='1' mask_overlay_opacity3='' title_attr='' alt_attr='' img_scrset='' lazy_loading='disabled' id='' custom_class='' template_class='' av_element_hidden_in_editor='0' av_uid='av-1xmuykp' sc_version='1.0' admin_preview_bg=''][/av_image] [av_hr class='invisible' height='1' shadow='no-shadow' position='center' custom_border='av-border-thin' custom_width='50px' custom_border_color='' custom_margin_top='30px' custom_margin_bottom='30px' icon_select='yes' custom_icon_color='' icon='ue808' font='entypo-fontello' admin_preview_bg='' av_uid='av-1w46q3d'] [av_textblock fold_type='' fold_height='' fold_more='Lees meer' fold_less='Lees minder' fold_text_style='' fold_btn_align='' textblock_styling_align='' textblock_styling='' textblock_styling_gap='' textblock_styling_mobile='' size='12' av-desktop-font-size='' av-medium-font-size='' av-small-font-size='' av-mini-font-size='' font_color='' color='' fold_overlay_color='' fold_text_color='' fold_btn_color='theme-color' fold_btn_bg_color='' fold_btn_font_color='' size-btn-text='' av-desktop-font-size-btn-text='' av-medium-font-size-btn-text='' av-small-font-size-btn-text='' av-mini-font-size-btn-text='' fold_timer='' z_index_fold='' id='' custom_class='' template_class='' av_uid='av-1visu1l' sc_version='1.0' admin_preview_bg='']

Pieter Jacobsz Pauw

(Willem van der Vliet 1640, Sted. Mus. Alkmaar)

[/av_cell_one_fourth]

Pieter Jacobsz Pauw (1584-1647)

Pieter Pauw stamde uit de belangrijke Amsterdamse regentenfamilie Pauw. Hij was de zoon van Jacob Pauw (1558-1620) en Mechteld van Heemskerk (1558-1606). Zijn oom Reynier Pauw (1564-1636) behoorde tot de hoofdinvesteerders en eerste bewindhebbers van de VOC. Door toedoen van zijn oom Pieter Pauw (1552-1611) kwam hij in Alkmaars bestuurlijke kringen terecht. Hij trad in 1618 toe tot de Alkmaarse vroedschap (gemeentebestuur), was schepen in 1630 en 1631 en burgemeester in 1641. En hij was van 1621-1636 bewindhebber van de West-Indische Compagnie (WIC), en daar gaat het ons hier om. De West-Indische Compagnie werd in 1621 opgericht in Amsterdam. Zij kreeg het monopolie op de Nederlandse handel op de Amerika’s en West-Afrika. En net als de VOC mocht zij bondgenootschappen sluiten, oorlog voeren en gebieden veroveren en exploiteren. De WIC telde vijf afdelingen, waaronder de kamer van het Noorderkwartier. Deze bestond uit zes steden: Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam, Medemblik en Alkmaar. Het WIC-bestuur in het noorderkwartier zetelde in Hoorn en telde 14 leden, waarvan 3 gekozen door Alkmaar. Vaak viel die functie toe aan leden van de stedelijke elite die hadden geïnvesteerd in de WIC. Daarmee raakte Alkmaar nauw betrokken bij de slavenhandel. Want handel in slaafgemaakte Afrikanen was van 1630 tot ca. 1740 een van de hoofdactiviteiten van de WIC. De WIC voerde honderdduizenden Afrikanen naar Zuid- en Noord-Amerika en het Caribisch gebied. Zij moesten als slaven werken in de plantagelandbouw, in bijvoorbeeld Nederlands-Brazilië (1630-1654) en Suriname (vanaf 1667). De WIC organiseerde in haar kolonies Curaçao en St. Eustatius florerende slavenmarkten.

Wollebrant Geleynssen de Jongh (Sted.Mus.Alkmaar)


Wollebrant Geleynssen de Jongh (1594-1674)

Op het schilderij in het Gemeentelijk Museum Alkmaar zien we Geleynssen de Jongh als commandeur van de VOC-vloot die hem in 1648 terugbracht van het centrum van het VOC-imperium, Batavia (het huidige Jakarta), naar Nederland. Het schilderij hing tot 1883 in het burgerweeshuis als voorbeeld voor generaties weeskinderen na hem. Want Wollebrant Geleynssen was na de dood van zijn ouders in het weeshuis terecht gekomen. En als zoveel weesjongens had hij voor de VOC gekozen om een andere draai te geven aan zijn leven (zie koloniale wandeling Gorinchem en Woerden). Van 1611 tot 1648 zou hij voor de VOC in Azië werken. Zijn lange carrière liep gelijk op met de groei van het handelsimperium van de VOC. Wollebrant Geleynssen werd in 1613 assistent-koopman op de Banda-eilanden in Oost-Indonesië. Daar probeerde de VOC met grof geweld een monopolie te verwerven op de handel in nootmuskaat en foelie. Fijne specerijen zoals nootmuskaat waren toen in Europa een fortuin waard. In 1623 vinden we Geleynssen als opperkoopman terug in de havenstad Suratte in Noordwest-India. Daar had de VOC in 1617 een handelspost opgericht om toegang te krijgen tot het grote Indiase Mogolrijk. Suratte ontwikkelde zich in de jaren 1623-1640 toen Geleynssen daar met tussenpozen was gestationeerd, tot een van de belangrijkste VOC-handelsposten (textiel, indigo). In 1640 maakte Geleynssen zijn ‘definitieve’ promotie. Hij werd ‘directeur Perzië’ en zou dat met een onderbreking tot 1647 blijven. De VOC had sinds 1623 in de havenstad Gamron (nu Bandai-e Abbas) een handelspost, die fungeerde als toegangsdeur naar de lucratieve (zijde)handel met het grote Perzische rijk. Dat leverde de VOC anno 1640 zo’n f 400.000,- per jaar op. Soepeltjes verliep de handel zelden. Zo belegerde de VOC in 1644 het Perzische fort Kismis (Qesh) om betere handelsvoorwaarden af te dwingen. Eind 1647 vertrok Geleynssen voorgoed uit Azië. Terug in Alkmaar liet hij zich, als vermogend man, in volle koloniale glorie portretteren. Twee slaafgemaakte bedienden op het schilderij maakten deel uit van die glorie. Bedienden van kleur waren in Nederland al snel een symbool voor rijkdom en status. Het gaat hier waarschijnlijk om fantasiefiguren. Want hoewel Geleynssen de Jongh in Azië wel degelijk slaafgemaakten in dienst had, zoals (bijna) alle VOC-werknemers, nam hij hen voor zover bekend niet mee naar Alkmaar.

Portrettengalerij familie Van Foreest


Familie Van Foreest

De familie Van Foreest was sinds de 15e eeuw een belangrijke familie in Alkmaar en vanaf de 16e eeuw ook in Hoorn. Zij zaten in de besturen van beide steden, polders en droogmakerijen. Vanaf de 17e eeuw leverden zij ook bewindhebbers voor de VOC en de WIC en investeerden in die koloniale organisaties. Dat legde hen geen windeieren. In Hoorn herinnert het Foreestenhuis nog aan hun macht, status en rijkdom (zie koloniale wandeling Hoorn). In Heiloo geldt dat voor landhuis en landgoed Nijenburg, dat in 1742 toeviel aan de Familie Van Foreest. We bezoeken het landgoed aan het eind van deze wandeling. De omvangrijke collectie portretten van de familie Van Foreest is echter niet meer op Nijenburg te vinden maar sinds 1966 in bruikleen gegeven aan het Stedelijk Museum Alkmaar. Een dergelijke collectie diende om de vooraanstaande maatschappelijke positie van de familie te onderstrepen. Bij een enkel portret is de relatie tussen het geportretteerde familielid en de VOC direct duidelijk. Zo draagt Jacob Dirksz van Foreest (1640-1708), geportretteerd in 1672 door Jan de Baen, een zogenaamde Japanse rok (rok=jas). Jacob van Foreest, die bewindhebber was zowel de VOC- als WIC-afdeling in Hoorn, had deze volgens de familieoverlevering cadeau gekregen van het VOC-bestuur.

Ambon met kruidnagelperken. De Houtman rechtsonder in cartouche (Rijksmuseum)


Frederick de Houtman (1571-1627)

Frederick de Houtman werd geboren in Gouda. In zijn geboorteplaats worden hij en zijn broer Cornelis herdacht als de ontdekkers van de zeeweg naar ‘Oost-Indië’ (Indonesië) (zie koloniale wandeling Gouda). Deze ‘eerste schipvaart’ vond plaats van 1595 tot 1598 en kostte twee-derde van de bemanning het leven. Ondanks dit risico zou Frederick de Houtman nog drie maal naar Azië afreizen. In 1598 begon hij als ‘kapitein’ aan zijn tweede reis naar Azië, opnieuw met zijn broer Cornelis. Het werd een ramp. De sultan van Aceh (noordpunt van Sumatra) liet Cornelis vermoorden; Frederick hield hij twee jaar gevangen. Dat gaf Frederick wel de tijd om het eerste Maleis-Nederlandse woordenboek samen te stellen.

In 1602 trad Frederick de Houtman in dienst van de VOC. Een jaar later vertrok hij als opperkoopman met de eerste VOC-vloot richting de specerij-eilanden in Oost-Indonesië. De VOC-vloot veroverde in 1605 het fort van de Portugezen op Ambon en daarmee (volgens Europees recht) de staatsmacht op dat eiland. Frederick de Houtman fungeerde van 1605 tot 1611 als de eerste gouverneur op Ambon. Hij sloot contracten met de lokale machthebbers en hield jaarlijkse inspectietochten om een monopolie op de kruidnagelhandel af te dwingen. In 1618 vertrok De Houtman voor de vierde en laatste maal naar Azië als commandeur van 11 schepen. Hij kwam ‘per ongeluk’ in 1619 uit bij de Australische westkust die hij deels in kaart bracht. Vervolgens benoemde gouverneur-generaal Jan Pietersz Coen, van 1619 tot 1623 de hoogste VOC-baas in Azië, De Houtman tot een van zijn topadviseurs. Coen werd berucht door de massamoord in 1621 op de bevolking van de Banda-eilanden. De Bandanezen weigerden de VOC een handelsmonopolie op de nootmuskaat en foelie te verlenen (zie koloniale wandeling Hoorn). De Houtman vergezelde Coen tijdens de eerste maanden van deze expeditie en stemde in met de meedogenloze aanpak van Coen. Hij vertrok voor het einde van de slachting op bevel van Coen naar Ternate als gouverneur van de Molukken.

In 1624 voer De Houtman terug naar zijn thuisbasis: Alkmaar. Al in 1590 was hij getrouwd met de Alkmaarse Vrouwtje Cornelisdr. Clock en poorter van de stad geworden. Vanaf 1614 maakte hij deel uit van het stadsbestuur als lid van de vroedschap, als schepen of als burgemeester. In die jaren kocht het echtpaar De Houtman een groot huis in de Koorstraat, met uitzicht op het kerkhof van de Grote Kerk. Op zijn verzoek werd in 1626 een muur opgetrokken rond het kerkhof dat ook wel diende als vuilnisbelt. Naast die muur liet De Houtman een straat aanleggen waaraan hij een aantal eenkamerwoningen liet bouwen. Deze straat, nu de Kerkstraat, werd tot in de 19e eeuw het Houtmanstraatje genoemd. Houtman zelf werd in 1627 als voorname burger niet buiten maar in de kerk begraven.

Wapen familie Van Teylingen


Floris van Teylingen (1577-1624)

Jonkheer Floris van Teylingen was van 1620-1624 burgemeester van Alkmaar zoals zoveel Van Teylingens voor en na hem. Want de familie Van Teylingen speelde vanaf de Middeleeuwen tot de 19e eeuw een belangrijke politieke rol in noordelijk Holland. Floris van Teylingen was ook actief op koloniaal gebied. Hij had aandelen in de VOC en was een van de hoofdinvesteerders in de WIC. Hij was tevens een van de eerste bewindhebbers van de afdeling Noorderkwartier van de WIC. Van Teylingen maakte ook deel uit van een WIC-commissie die de mogelijkheden bekeek om een aanval te ondernemen op Sao Paulo de Loanda (nu Luanda), een grote Portugese vesting aan de Angolese kust (West-Afrika). In deze plaats verzamelden de Portugezen jaarlijks duizenden Afrikanen. Zij verscheepten hen als slaven naar hun suikerplantages in Portugees Brazilië. De WIC wilde die uiterst lucratieve plantagekolonie ook veroveren. Als zij zowel de plantages in Brazilië als het centrale slavendepot in handen hadden, moesten de Portugezen wel de aftocht blazen dacht het WIC-bestuur. WIC-admiraal Piet Hein kreeg in 1624 opdracht om Luanda te veroveren maar slaagde daar niet in. En pas in 1632  kreeg de WIC voet aan wal in Portugees Brazilië. Vijf jaar later veroverde de WIC het Portugese fort El Mina aan de Ghanese kust (West-Afrika). Daar zouden de Nederlanders hun slavendepot inrichtten. Vandaar zouden honderdduizenden Afrikanen op weg gaan naar een mensonterend bestaan op de Europese plantages in de Amerika’s.

Nieuw-Amsterdam ca 1650 


Pieter en Geertruid Bijlevelt

Vanaf 1668 bood het provenhuis van Geertruid Bijlevelt (ca. 1604-1664) onderdak aan drie à vier arme remonstrantse vrouwen. Geertruid, die kinderloos stierf, had haar erfenis hiervoor bestemd. Aanvankelijk zag het er niet naar uit dat zij of haar man iets zouden nalaten. Geertruid was in 1626 getrouwd met Pieter Bijlevelt (ca. 1585-1657). De kersverse bruidegom reisde nog datzelfde jaar in dienst van de WIC af naar Nieuw Nederland, de eerste kolonie van de WIC. Kern van de kolonie-in-opbouw was Nieuw-Amsterdam, nu New York. Dit gebied, oorspronkelijke Manahatta (nu Manhattan) geheten had de WIC voor een grijpstuiver ‘gekocht’ van de oorspronkelijke inwoners, de Lenape. Dat deze er heel andere opvattingen over grondrechten op na hielden, telde niet. De WIC bouwde op Manahatta fort Nieuw-Amsterdam en zes boerderijen waarvan Pieter Bijlevelt er een pachtte. Bij de bouw van het fort werden slaafgemaakte Afrikanen ingezet. Of zij ook voor Bijlevelt moesten werken, is onbekend. Na een paar jaar kwam Geertruid over. Maar al in 1631 riep de WIC het echtpaar terug naar Nederland. Hun vee en gereedschappen moesten ze in 1632 gedwongen verkopen aan Kiliaen van Rensselaer. Hij was een van de grote ‘patronen’, die als een soort onderaannemers van de WIC in een eigen gebied een kolonie (volksplanting) mochten ontwikkelen (zie koloniale wandeling Nijkerk). Terug in Nederland vroeg het echtpaar de WIC om een schadevergoeding van f 7000,-. Die is er nooit gekomen. Noodgedwongen nam Pieter daarom in 1639 dienst bij de VOC. In Azië verzamelde hij een klein fortuin waarmee zijn weduwe uiteindelijk het provenhuis in Alkmaar kon bekostigen.

Stadhuis 


Stadhuis

Het stadhuis was de zetel van de burgemeesters en de vroedschap van Alkmaar. Veel leden van deze elite hadden geïnvesteerd in de VOC en WIC. En, zoals we al zagen, hadden zij ook namens de stad zitting in het bestuur van de kamer Noorderkwartier van de WIC. Op deze wijze waren Alkmaarse stadsbestuurders ook direct betrokken bij de slavenhandel die een van de kernactiviteiten van de WIC was. Volgens het onderzoek uit 2023 naar de betrokkenheid van Hoorn bij de slavenhandel zou het Noorderkwartier als geheel van 1674 tot 1740 75 schepen hebben uitgerust die 33.000-35.000 Afrikanen als slaafgemaakten naar de Amerika’s verscheepten. Het Alkmaarse gemeentebestuur heeft in 2023 een onderzoek gestart om het Alkmaarse aandeel in de slavenhandel duidelijker in beeld te krijgen.

Marron (1894 John Stedman)


Gerrit Martijn baron du Tour en Anna Agatha de Beaufort

Gerrit Martijn baron du Tour (1715-1788) was van 1763 tot 1787 burgemeester van Alkmaar. En zoals zoveel Alkmaarse burgemeesters was hij tevens bewindhebber van de kamer Noorderkwartier van de WIC.  Wat hem bijzonder maakt is dat hij door zijn vrouw Anna Agatha de Beaufort (1715-1786) mede-eigenaar was van plantage Houttuin in Suriname. De geschiedenis van deze plantage begon al voor 1667, toen de Zeeuwen Suriname op de Engelsen veroverden. De Engelsen hadden aan de Parakreek, iets ten noorden van Paramaribo, al een plantage aangelegd, de latere plantage Houttuin. De Zeeuwen waren niet in staat de kolonie te ontwikkelen en verkochten haar in 1682 aan de Sociëteit van Suriname, een consortium van de WIC, de stad Amsterdam en de rijke zakenman Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk. Van Aerssen reisde direct als gouverneur af naar Suriname en bouwde op de plaats van de latere plantage Houttuin een fort. Dat diende om de plantages te beschermen tegen aanvallen van de inheemse bevolking. Die wilde haar land niet zomaar afstaan aan de indringers en evenmin voor hen als slaven werken. Onder Van Aerssen begon de WIC daarom de grootschalige aanvoer van tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Suriname. In totaal zouden ruim 200.000 Afrikanen als slaven naar Suriname worden verscheept.

Met Van Aerssen reisde Jan Frederik Bachman mee. Zijn dochter Philippa trouwde met Nicolaas Houtcooper. Hij was het die in 1710 plantage Houttuin kocht, uitbreidde en ontwikkelde tot een suikerplantage. Hoeveel slaafgemaakte hij hiervoor inzette, weten we niet. Wel weten we dat het werk op de suikerplantages loodzwaar was. Vanaf het begin hebben slaafgemaakte mensen dan ook geprobeerd de plantages te ontvluchten. Zij vormden diep in het oerwoud zelfstandige gemeenschappen. Eveneens vanaf het begin hebben plantage-eigenaren geprobeerd hen op te sporen en na een exemplarisch harde afstraffing, zoals het afkappen van een hand, weer aan het werk te zetten. Ook Houttuin had te maken met ‘weglopers’ (marrons). Misschien besloten Houtcooper en zijn vrouw daarom terug te gaan naar Europa. Toen Philippa in 1746 overleed ging de plantage naar haar erven, onder wie Jacobus Bachman (1710-1750), een zoon van haar broer. Deze Jacobus Bachman trouwde in 1743 met Anna Agatha de Beaufort. Toen Jacob Bachman in 1750 stierf, erfde Anna Agatha de Beaufort zijn aandeel in de plantage Houttuin. En door haar werd haar tweede man Gerrit Martijn du Tour plantage-eigenaar op afstand.

Provenhuis van Nordingen 


Provenhuis van Johan van Nordingen

In 1656 werd het Provenhuis van Johan van Nordingen – ook wel het Huis van Achten genaamd – in gebruik genomen. Dit huis bood onderdak aan zes tot acht oude mannen. Voor dat doel had Johan van Nordingen (1625-1656) zijn nalatenschap bestemd. Het ging om een groot vermogen, deels afkomstig uit koloniale baten. Van Nordingen was namelijk getrouwd met Marie van Steenhuysen (ca. 1621-1648). Zij was de kleindochter van Bartholt Jansz. Steenhuysen (?-1625) en Maria Smit. Deze grootvader, geboren in Alkmaar en in 1614 lid van de Alkmaarse vroedschap, was in 1602 een van de grondleggers en vroege investeerders van de VOC-afdeling Enkhuizen geweest.

Gouverneur-generaal Cornelis van der Lijn  (Rijksmuseum)


Cornelis van der Lijn (1608-1679)

De Alkmaarder Cornelis van der Lijn begon in 1627 als assistent-koopman onder aan de carrièreladder bij de VOC. Hij klom snel omhoog. In 1638 was hij al lid van de Raad van Indië, het hoogste adviescollege van de gouverneur-generaal. Die gouverneur-generaal was van 1636 tot 1645 Antonio van Diemen (zie koloniale wandeling Culemborg). Van Diemen was net als Jan Pietersz Coen een imperiumbouwer. Van Diemen probeerde de Portugezen te verjagen uit Goa (West-India), Maleisië en Sri Lanka. In 1645 droeg de doodzieke Van Diemen de hoogste macht in Azië over aan Van der Lijn, die een veel voorzichtiger koers voer. Hij was niet uit op expansie maar op consolidatie van het VOC-rijk. Hij verdedigde daarom wel het kruidnagelmonopolie op Ambon te vuur en te zwaard, maar sloot vredesverdragen met de vorsten op Midden- en Oost-Java en op Sri Lanka. Wat zich wel uitbreidde onder Van der Lijn was het opzichtige vertoon van rijkdom door het VOC-personeel in Batavia. Zo zou Van der Lijn wekelijks een rijtoer door de hoofdstad hebben gemaakt in een dure koets, getrokken door zes Perzische paarden en vergezeld van een rijk uitgedoste lijfwacht. Die rijkdom verwierf hij net als de rest van het VOC-personeel door smokkelhandel te drijven voor eigen gewin. Al in 1650 vroeg van der Lijn ontslag. Hij lag voortdurend overhoop met de Raad van Indië en kreeg veel kritiek van de vrije burgers in Batavia. Het VOC-bestuur liet de weinig daadkrachtige bestuurder zonder spijt gaan. De ontvangst in Nederland was koel. Het gebruikelijke eerbewijs in de vorm van een gouden ketting met penning bleef uit. Maar hij kon zich troosten met het fortuin dat hij in Azië had vergaard. Dat stelde hem in staat om voor f 20.000,- het resterende deel van het Hof van Sonoy te kopen. Daar woonde hij met zijn tweede vrouw, de weduwe Geertruid van Mierop (?-1673), In zijn geboortestad behoorde Van der Lijn tot de stedelijke elite: tot zijn dood werd hij acht maal tot burgemeester benoemd.

Monument ter herdenking slavenopstand 1795, Landhuis Kenapa (Knip) Curaçao 


Hermanus Lambertsz Kikkert (1799-1854) 

Als zestienjarige jongen vertrok Hermanus Kikkert eind 1815 als klerk naar Curaçao. Hij was de tweede in een gezin van elf kinderen. Zijn vader dreef aan de Korte Mient een kruidenier- en tabakswinkel. Zijn grootvader Harmanus Kikkert (1749-1806) had als zeeman voor de VOC gewerkt (zie koloniale wandeling Oudeschild).

De jonge Hermanus maakte deel uit van het gevolg van een ver familielid, vice-admiraal Albert Lambertsz Kikkert (1761-1819). Deze Albert Kikkert werd als gouverneur naar Curaçao gezonden om het gezag over te nemen van de Engelsen die in de napoleontische tijd op Curaçao, Aruba en Bonaire hadden ‘gepast’. Albert Kikkert kende Curaçao goed. Hij was er in 1789 getrouwd met de Curaçaose Anna Maria Cornelia Willems van Uytrecht. Zij had twee plantages, San Juan en Pannekoek, ingebracht. Maar in 1804 had zijn ‘spilzieke’ vrouw die moeten verkopen. Albert Kikkert was in 1795 ook betrokken geweest bij het neerslaan van de grote slavenopstand op Curaçao onder leiding van Tula. Inspiratiebron was de Franse revolutie en de slavenopstand op Haïti in 1791. Na zes weken was de opstand neergeslagen en Tula gevangen genomen. Hij en de andere leiders werden ‘als voorbeeld’ op gruwelijke wijze terechtgesteld.

Gouverneur Albert Kikkert had in 1815 opdracht gekregen van Curaçao weer een bloeiend handelscentrum te maken. Hij, noch zijn opvolgers kregen dat voor elkaar. Ook Hermanus maakte geen grootse carrière op Curaçao. Hij bracht het tot hoofdcommies en gaf leiding aan de weeskamer. Hij trouwde op Curaçao met de weduwe Jeanette Catharina Schotborgh, die stamde uit de Curaçaose elite. Hermanus had met haar zeven kinderen. Daarnaast kreeg hij in 1840 bij een slaafgemaakte vrouw nog een buitenechtelijk kind, Maria Johanna Ketie, dat na de geboorte ‘vrij’ werd verklaard. Hermanus stierf in 1854 en werd begraven bij het landhuis ‘Jan Sofat’ van zijn dochter Maria en haar man. Nadat het graf in 1980 werd geplunderd is de grafsteen opgeslagen in het Curaçaos Museum.

Suikerraffinaderij (J.H. Reisig, De suikerraffinadeur, 1793)


Suikerraffinaderij De Groene Klok

In 1733 verrees op deze plek aan het Luttik Oudorp een flinke suikerraffinaderij. Initiatiefnemers waren Jacob en Jan van Loon, Jan Hoogtwout en Arie van Schagen die gezamenlijk f 50.000,- inlegden. De raffinaderij heeft tot ca. 1770 suiker geproduceerd. Suiker was een luxe artikel en een raffinaderij leverde de investeerders veel geld op. De prijs werd elders door anderen betaald, namelijk op de suikerplantages in Zuid-Amerika en het Caribisch gebied. Daar werden tot slaaf gemaakte Afrikanen zonder betaling afgebeuld om het suikerriet te snijden, te persen in suikermolens en in grote ketels in te koken tot ruwe rietsuiker. Dit halfproduct werd vervolgens in raffinaderijen zoals de Groene Klok verder bewerkt.

Hofje van Wildeman 


Gerrit Florisz Wildeman (1627-1702) 

Gerrit Florisz Wildeman, die werd begraven in de Grote Kerk (zie zijn graf onder de preekstoel), stierf in 1702 als een rijk man. Hij bepaalde dat zijn erfenis moest worden gebruikt om een hofje te stichtten voor arme weduwen en ongehuwde oude vrouwen, ongeacht hun geloofsovertuiging. Dat laatste was voor die tijd heel bijzonder. Hij kwam hier waarschijnlijk toe omdat hij zelf lid was van de doopsgezinde minderheid in Alkmaar. Het Wildemanshofje werd van 1714 tot 1717 gebouwd en was relatief groot: het bood onderdak aan 24 vrouwen. Gerrit Wildeman en zijn vader Floris Florisz Wildeman hadden hun vermogen opgebouwd als reders en groothandelaren in onder meer koloniale producten. Gerrit had daarnaast ook geld geïnvesteerd in vastgoed, aandelen en obligaties. Of hij ook had belegd in aandelen VOC of WIC weten we (nog) niet.

Gouverneur-generaal D.J. de Eerens (naar Kruseman 1855 Rijksmuseum)


Dominique Jacques de Eerens (1781-1840)

In 1834 werd Dominique Jacques de Eerens benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Die benoeming kwam als een verassing, want tot dan toe had hij niets te maken gehad met de Nederlandse koloniën. 53 jaar eerder was hij geboren in Oudorp, toen een dorp bij, nu een stadsdeel van Alkmaar, als de zoon van de arts Petrus Paulus de Eerens en Johanna Cramer. Hij werd gedoopt in Matthiasstatie, een van de vier rooms-katholieke schuilkerken in Alkmaar. Een paar dagen na zijn geboorte overleed zijn moeder. Zijn geschokte vader besloot priester te worden en liet de opvoeding van zijn zoon de eerste jaren over aan zijn zus. Toen hij 17 jaar was nam Dominique de Eerens dienst als soldaat in het Nederlandse leger. Tijdens de inlijving van Nederland door Frankrijk van 1810-1814 diende hij in het leger van Napoleon. Daarna stapte hij weer over naar het Nederlandse leger waar hij zich bezig hield met organisatorische zaken. In 1830 werd hij minister van Oorlog en vier jaar later benoemde koning Willem I hem tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Als gouverneur-generaal besteedde hij de meeste aandacht aan de ontwikkeling van het ‘cultuurstelsel’. In 1830 had de koloniale overheid besloten dat de Javaanse bevolking voortaan op maximaal 20 procent van haar grond producten voor de Europese markt, zoals rietsuiker of koffie, moest verbouwen. De Javaanse bevolking leed onder deze gedwongen arbeid. De Nederlandse schatkist profiteerde er grotelijks van. Zo werden onder meer de Nederlandse spoorwegen, de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal met dit koloniale geld gebouwd. Vanaf 1870 werd het cultuurstelsel afgebouwd. De Eerens is in Alkmaar in vergetelheid geraakt. Er is zelfs geen straat naar hem genoemd hoewel de Alkmaarse gemeenteraad dat in 1933 wel had besloten.

Aan tafel in Dokkum met centraal Sara van den Broecke,  links voor haar Filander de Baron, uiterst rechts waarschijnlijk Rosette van Saumbawa, links mogelijk Martha van Makassar (G. Wigmana, 1697, gemeente Dokkum).


Gualterus Zeeman, Sara van den Broecke, Baron van Bengalen, Rosette van Sambauwa, Filander de Baron, Martha van Makassar

Gualterus Zeeman (1632-1692) was de zoon van de grote, welgestelde reder Gerrit Zeeman die het mooie huis aan de Oudegracht 198 liet bouwen. Gualterus nam na een rechtenstudie in Leiden in 1671 dienst bij de VOC en werd advocaat-fiscaal (hoofdofficier van justitie) in Batavia. Daar trouwde hij ook met zijn derde vrouw Sara van den Broecke (1651-1719). Na twintig jaar, in 1689, kwam Gualterus met zijn vrouw en haar broer, Pieter Gillis van den Broecke, assistent op de VOC-vestiging Deshima in Japan, terug in Nederland. Het echtpaar werd vergezeld door de slaafgemaakten Baron van Bengalen, Rosette van Sambauwa, hun kleine zoon Filander de Baron (ca. 1688-1749) en Martha van Makassar. De namen kregen de slaafgemaakten van de slavenmeesters en weerspiegelden hun herkomst: Bengalen, Sumbawa en Makassar (Sulawesi). Het hele gezelschap woonde in huis de Croon (Mient 31) dat Gualterus Zeeman in 1690 kocht.

In Batavia hadden Zeeman en zijn vrouw slaafgemaakten als huispersoneel, zoals we ook al zagen bij Geleynssen de Jongh. Bijna alle VOC-medewerkers hadden slaafgemaakten in dienst. Slavernij was in het VOC-gebied dan ook een alledaagse praktijk. De VOC zelf zette maar op beperkte schaal slaafgemaakten in: bij militaire projecten en op de plantages op Banda en Sri Lanka. Slavenhandel was voor de VOC ook geen core-business zoals voor de WIC. Volgens de huidige stand van het onderzoek werden in de 17e en 18e eeuw naar schatting 600.000 tot 1,1 miljoen mensen als slaaf naar het VOC-gebied verscheept, voor een klein deel door de VOC, maar grotendeels door particulieren: VOC-personeel en andere Europese, Aziatische en Arabische handelaren.

Meestal weten we weinig van de slaafgemaakten die mee naar Nederland werden genomen. Van Baron en Rosette weten we dat ze snel na aankomst een dochter Magdhalena kregen die gedoopt werd in de Grote Kerk van Alkmaar. Ze bleven maar kort in Alkmaar. In 1692 overleed Gualterus Zeeman. Zijn weduwe hertrouwde een jaar later met Julius Schelto van Aitzema en vertrok met hem en haar Aziatisch personeel naar Dokkum, waar hij burgemeester was. Daar werd het burgemeestersechtpaar met Filander, zijn moeder Rosetta en Martha van Makassar in 1697 geschilderd door Gerardus Wigmana. Filander de Baron werd uiteindelijk hoofd van de politie in Dokkum.

Fort Elmina (17e eeuw, G. van Keulen, Nationaal archief)


Adriaan van der Mieden (1760-1794) 

Op oudejaarsdag 1779 zeilde Adriaan van der Mieden uit naar de WIC-kolonie aan de Golf van Guinee, West-Afrika. Waarom hij als burgemeesterszoon in dienst trad van de WIC, een ongebruikelijke keuze in regentenfamilies, is onbekend. De Afrikaanse WIC-kolonie bestond uit twaalf forten aan de Goudkust met Elmina als hoofdfort en een aantal handelsposten aan de naastgelegen Slavenkust (het huidige Ghana). Alles draaide hier voor de WIC in de 17e eeuw om de handel in goud en slaafgemaakten bestemd voor de plantages in het Caraïbisch gebied en de Amerika’s. In de 18e eeuw slonk de goudhandel en groeide de slavenhandel. Van der Mieden werd na een paar maanden als assistent-koopman in Elmina overgeplaatst naar fort Crevecoeur, bij Accra. Daar zou hij de vierde Engels-Nederlandse oorlog (1780-1784) meemaken. Juist de Nederlandse koloniën waren toen een doelwit van de Britten. In 1781 veroverden de Britten met hulp van Afrikaanse bondgenoten alle Nederlandse forten tussen Elmina en Crevecoeur. Begin 1782 kon het kleine Nederlandse garnizoen van Crevecoeur met hulp van 2600 Afrikaanse troepen de eerste Britse aanval afslaan. Maar toen de Britten het fort bombardeerden en het dorp van de Afrikaanse bondgenoten bij het fort afbrandden waarbij 1500 Afrikanen omkwamen, vluchtten de Nederlanders naar het dichtbij gelegen neutrale Deense fort Christiansborg. Ook Van der Mieden arriveerde daar, maar pas na een ontsnapping uit Afrikaanse gevangenschap. Begin 1783 was hij terug in Alkmaar. Voor kort, want in 1784 zond de WIC hem naar de kolonie Essequibo, het huidige Guyana, ten westen van Suriname. Essequibo was pas na 1740 uitgegroeid tot een plantagekolonie van enige omvang. Ook hier dreef de plantage-economie op slavenarbeid en ook hier pleegden slaafgemaakten verzet door de plantages te ontvluchten. Het was Van der Miedens taak als fiscaal en later Raad van Justitie om dat ‘weglopen’ (marronage) te bestraffen. Dat gebeurde met exemplarisch zware straffen, variërend van zweepslagen en verminkingen tot levenslange gevangenisstraffen. Het hoorde ook bij zijn taak om de smokkelhandel te bestrijden. Dat was voor de WIC een halszaak want import- en exportbelastingen waren een belangrijke inkomstenbron. Van der Mieden overleed in 1794 in Essequibo, 34 jaar oud.

Schepen op de Surinamerivier voor Paramaribo (1772 F. Jägerschiöld, Rijksmuseum)


Ewoud Vertest (1732-1781) 

Ewoud Vertest was geboren en getogen in Alkmaar en daar ook getrouwd met Aaftje Buijs uit Scharwoude. Hij had zich als zakenman gevestigd in Amsterdam. Blijkbaar deed hij ook zaken in Suriname want in 1767 reisde hij daar naartoe af. In 1769 kwam hij terug uit de kolonie met in zijn gevolg de slaafgemaakte jongen Primo die hij in Paramaribo had gekocht. In Nederland was slavernij niet toegestaan en Primo ging hier dan ook door het leven als bediende. Met Primo logeerde Ewoud Vertest bij zijn moeder in de Boterstraat. Over de herkomst van deze jongen weten we niets. Zijn naam Primo had hij van een slavenhandelaar of slavenmeester gekregen. Daar kwamen in februari 1770 nog de voornamen Jan en Jacob bij, toen hij gedoopt werd in de Grote Kerk van Alkmaar. Jan en Jacob waren veel voorkomende namen in de familie Vertest. Hoe het Primo verder verging, of hij in Alkmaar bleef of met Vertest mee ging naar Amsterdam weten we niet.

Haveningang Willemstad op Curaçao  (P. Crebassol, 1855, Rijksmuseum)


Adriaan Frans van Daalen (1810-1877) 

Adriaan Frans van Daalen groeide op in de Langestraat 47-49, als zoon van de marine-officier Adriaan van Daalen en Helena den Berger. Ook Adriaan Frans koos voor de marine. In 1825 begon hij als adelborst aan zijn opleiding tot marineofficier. Zoals alle marineofficieren moet hij afwisselend dienst verrichten in Nederland, Nederlands-Indië en het Caribisch gebied. Op Curaçao trouwde hij in 1834 met Jannetje van der Meulen (1809-1878), lid van een voorname witte koopmans- en plantersfamilie op Curaçao. Zijn schoonvader was John (Jan) Hero van der Meulen, eigenaar van de plantage Welgelegen aan het Schottegat. Zijn zwager Herman van der Meulen was koopman en reder. Zijn schoonzus Elisabeth van der Meulen trouwde met majoor R.F. baron Van Raders, van 1836 tot 1845 gouverneur van Curaçao. Marine-en legerofficieren waren geliefde huwelijkspartners in het witte establishment op Curaçao, waar de partnerkeuze beperkt werd door een stringente sociale- en kleurenhiërarchie. In 1838 nam Van Daalen ontslag bij de marine. Hij werd burgerambtenaar, namelijk boekhouder bij de weeskamer, waarvan zijn zwager Herman president was. Adriaan Frans van Daalen was ook slavenhouder. Toen op 1 juli 1863 de slavernij op Curaçao werd afgeschaft kreeg hij een vergoeding voor tien slaafgemaakten. Zijn minderjarige zoon en dochter kregen dat voor respectievelijk drie en één slaafgemaakte.

Boorterrein Pangkalanbrandan in Noord-Sumatra 


Sjoerd en Gendolph de Lange 

Sjoerd de Lange (1816-1855) en Gendolph (Dolf) de Lange (1824-1897) waren de zoons van Adrianus Petrus de Lange en zijn tweede vrouw Anna Wentel. De familie behoorde tot de Alkmaarse elite. Maar met een gezin van 18 kinderen is het niet verwonderlijk dat zowel Sjoerd als Dolf de relatief goedkope opleiding tot marine-officier volgden. Sjoerd begon als 15-jarige als adelborst bij de marine en werd in 1839 luitenant ter zee. Na reizen naar Nieuw-Guinea en Curaçao wilde hij liever een wetenschappelijke richting inslaan. Hij volgde als marineofficier een opleiding sterrenkunde in Leiden en haalde zijn kandidaatsexamen wis- en natuurkunde. In 1850 nam hij ontslag als zeeofficier. Hij werd als geografisch ingenieur uitgezonden naar Nederlands-Indië. Zijn vrouw Wilhelmina Christina Landskroon, met wie hij in 1845 was getrouwd, en hun twee dochters gingen mee. Sjoerd de Lange moest astronomische plaatsbepalingen maken van acht plaatsen o.a. te Batavia en Menado (Noord-Sulawesi). Dat lukte nauwelijks. De geodetische opmeting van de residentie Cheribon ten behoeve van een militaire topografische kaart ging hem veel beter af. Eind 1854 werd hij ziek. Hij stierf in 1855 aan boord van het schip dat hem en zijn gezin terug moest brengen naar Nederland.

Sjoerd de Lange kreeg vanaf eind 1851 hulp van zijn broer Dolf, die in 1838 begon als adelborst en in 1846 tot luitenant ter zee werd bevorderd. In 1854 stapte ook hij uit de marine en ging bij de geografische dienst werken. Hij trouwde in 1856 met Margaretha Jacoba Johanna Wiggers van Kerchem (1832-1899). Door zijn huwelijk kon hij in 1859 beginnen bij de handelsfirma Tiedeman en Van Kerchem, in 1854 opgericht door zijn zwager Carel Wiggers van Kerchem. Dolf de Lange was in 1890 ook een van de eerste commissarissen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië, kortweg de ‘Koninklijke Olie’, een voorloper van Shell. Hij was toen al vijf jaar terug uit de kolonie en woonde inmiddels in Den Haag waar hij in 1897 zou overlijden. Hij zorgde ervoor dat zijn schoonzoon August Kessler (1854-1900), getrouwd met zijn dochter  Margaretha (Margo) de Lange (1860-1938), in 1891 voor de ‘Koninklijke Olie’ werd uitgezonden naar Langkat op Noordoost-Sumatra. Daar was in de jaren 1880 olie aangeboord. Kessler zette het oliebedrijf ter plekke op poten. Hij geldt als een van de grondleggers van de ‘Koninklijke Olie’. Hij stierf in 1900 onderweg naar Nederland.

VOC-post Ayudhya (Vinckboons 1662, Rijksmuseum)


Gerrit en Adriana Indijk 

Gerrit Idijk (ca. 1655-1724) en Adriana Indijk (c. 1655-1744) waren de kinderen van de Alkmaarder Hendrik Indijk (ca. 1615-1664) en de Burmees-Thaise vrouw  Osoet. Osoet was geen slaafgemaakte maar een vrije vrouw, die een groot zakelijk netwerk opbouwde met contacten tot aan het Thaise hof. Ook met de VOC-post in Thailand had zij nauwe banden. Zij bezorgde de VOC-kooplui voordelige contracten, waarbij zij zichzelf uiteraard niet vergat. In 1650 arriveerde Gerrit Indijk als onderkoopman in Ayudhya, de VOC-post ten noorden van Bangkok, om daar het handelsvak te leren. Want hij was opgeleid tot notaris en had eerder als griffier voor de WIC in Nederlands-Brazilië gewerkt. Van Indijk had meer dan zakelijk contact met Osoet want zij kreeg twee kinderen van hem: Gerrit en Adriana. Ook van andere VOC-werknemers had zij kinderen gekregen. Zij was blijkbaar invloedrijk, zelfbewust en rijk genoeg om over de toekomst van haar kinderen te kunnen beslissen, want zij stond ze niet af aan hun vaders. Maar toen Osoet in ca. 1658 stierf, eiste Hendrik Indijk met succes de kinderen op en liet ze overkomen naar Japan. Daar was hij in 1658 terecht gekomen na een plaatsing in Cambodja. Van alle Europese mogendheden mocht alleen de VOC nog handel drijven in Japan, zij het louter vanaf het kunstmatige eiland Deshima in de baai van Nagasaki. In 1660 was Van Indijk ‘opperhoofd’ van deze VOC-handelspost. Dat bleef hij met onderbrekingen tot zijn dood in 1664 in Batavia. In die stad was hij ondertussen ook getrouwd met Maria Quikelenburg bij wie hij een maand voor zijn dood een dochter kreeg.

Ondertussen had hij Gerrit en Adriana in ca. 1661 naar Alkmaar gestuurd. Hoe de bevolking op hun komst reageerde is onbekend. Maar het zegt misschien wel wat dat Adriana in 1670 trouwde met de Alkmaarse chirurgijn Pieter van Hoolick. Gerrit kreeg een opleiding tot notaris en trouwde in 1678 met de Amsterdamse Catharina van der Broek. Hij stopte in 1696 als notaris. Geleidelijk moesten broer en zus ook de panden verkopen die zij bezaten aan de Langestraat, Breedstraat en Veerstraat. Zij stierven arm, Gerrit in 1724 en Adriana in 1744.

Plantage Alkmaar (Louise van Panhuys 1812, Universiteitsbibliotheek Frankfurt a.m.)


Jacob Hengeveld (1696-1746)  

Jacob Hengeveld was de zoon van de Alkmaarse landmeter Gerrit Hengeveld en Geertruid Overschie. Ook Jacob werkte als landmeter, zij het in Suriname in dienst van ‘het gouvernement’. Landmeters waren belangrijke ambtenaren. In Suriname bracht hij voor zover mogelijk vanaf de rivieren het land en de plantages in kaart. Dat laatste werd steeds belangrijker naarmate het aantal plantages en het geruzie over de grenzen tussen plantages groeide. De overheid bepaalde bovendien aan de hand van de omvang van de plantage de belastingheffing. Jacob Hengeveld arriveerde voor 1719 in Paramaribo. Hij trouwde er met Simeone Penockius die in 1727 overleed. Zijn tweede vrouw, Catharine de Lies, was mede-eigenaar van de suikerplantages Poelwijk aan de Perica en Macriabo aan de Commewijne. Waarschijnlijk stopte Hengeveld toen als landmeter en werd planter. Zijn maatschappelijk aanzien groeide met de jaren. In 1743 was hij lid van de Raad van politie en  justitie, de hoogste politieke adviesraad van de gouverneur van Suriname. In 1744 kocht hij een stuk land aan de beneden-Commewijne waar hij een suikerplantage wilde ontwikkelen. Hij gaf haar de naam Alkmaar, maar stierf nog tijdens de aanleg in 1746. De plantage kreeg in de volksmond de naam Gudufrow, naar Charles Godefroy, de man waarmee de weduwe Hengeveld in 1747 hertrouwde. Toen woonden en werkten er 68 slaafgemaakten op de plantage. In de jaren erna zouden honderden Afrikanen hetzelfde lot delen. We hebben – en dat is uitzonderlijk – een beeld van de plantage Alkmaar door de tekeningen van Louise van Panhuys (1763-1844), hoe eenzijdig en vertekend ook. Zij en haar man Willem Benjamin van Panhuys (1764-1816), de latere gouverneur, hadden Alkmaar in 1811 gekocht.

Aan plantage Alkmaar is ook het verhaal verbonden van de Schotse militair in Nederlandse dienst, John Gabriel Stedman (1744-1797), de slaafgemaakte vrouw Joanna waarmee hij in 1773 een ‘Surinaams huwelijk’ aanging en hun zoontje Johnny. Hij schreef een wereldberoemd geworden boek over de kolonie Suriname en een vurige aanklacht tegen de slavernij (zie verder koloniale wandeling Bergen op Zoom).

Cadettenschool 1893 (Regionaal archief Alkmaar)


Cadettenschool  

Van 1893 tot 1924 was in Alkmaar de Cadettenschool gevestigd. De Cadettenschool was een militaire middelbare school met internaat. Jongens van 15 tot 17 jaar konden hier de laatste twee jaar van hun hbs- (nu havo-vwo) opleiding krijgen, met extra sport en militaire vakken zoals exerceren. Daarna kon de cadet doorstromen naar de officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda. Doel was om het tekort aan goed opgeleide officieren in het Nederlandse en in het koloniale leger, het KNIL, op te heffen. Cadetten tekenden voor 9 jaar: 2 jaar aan de Cadettenschool, 3 jaar aan de KMA, 4 jaar dienst als officier. Zij stonden ook vanaf het begin onder de krijgstucht. Een opleiding aan de Cadettenschool kostte f 400,- per jaar voor een cadet van het Nederlandse leger. Daarvoor kreeg hij onderwijs, kost en inwoning. Een cadet voor het koloniale leger betaalde niets. Alleen dan kon de overheid voldoende Nederlandse jongens voor het KNIL rekruteren. Per jaar was er plek voor zo’n 50 cadetten. De eerste 15 jaar werden er beduidend meer cadetten opgeleid voor het koloniale dan voor het Nederlandse leger. Voor Nederlandse ouders in Nederlands-Indië was de Cadettenschool een uitkomst. Veel zonen (dochters veel minder) werden voor hun middelbare schoolopleiding naar Nederland gestuurd. Nu konden ze hun zoon-in-de-lastige-leeftijd kosteloos plaatsen op een militair internaat waar hij een degelijke opleiding kreeg met een werkgarantie als bonus. Naar schatting zijn ruim 500 KNIL-officieren hun opleiding in Alkmaar gestart.

Huis Nijenburg 


Nijenburg

Rond 1600 liet Gerard van Egmond van Nijenburg (1576-1636) tussen Alkmaar en de strandwal een woning of jachthuis bouwen. Zijn kleinzoon Gerard van Egmond (1679-1727) liet vanaf 1705 op die plek een klassieke Hollandse buitenplaats verrijzen. De familie van Egmond van Nijenburg behoorde dan ook in de vroeg-moderne tijd tot een van de meest  vooraanstaande families van noordelijk Holland. Zij leverden vanaf 1500 twee eeuwen lang onafgebroken leden voor het stads- en polderbestuur. En vanaf de 17e eeuw bezetten zij ook een van de Alkmaarse zetels in de WIC-kamer van het Noorderkwartier en investeerden zij in die organisatie. In 1742 kwam Nijenburg in handen van de familie Van Foreest, waarover we hiervoor spraken. Gerrit (of Gerard) van Egmond van de Nijenburg (1646-1712) was namelijk getrouwd met Machteld van Foreest (1642-1721). Zij kregen zeven kinderen. Een van die kinderen was Maria van Egmond van de Nijenburg (1684-1742). Zij overleefde al haar broers en zussen (en erfde een deel van hun WIC-aandelen) en stierf kinderloos. Deze puissant rijke tante liet Nijenburg na aan haar achterneef Cornelis van Foreest (1704-1761), de zoon van haar moeders broer Dirk. Zo kwam ook de collectie portretten van de familie Van Foreest terecht op Nijenburg. In de 19e eeuw kreeg huis Nijenburg zijn huidige uiterlijk. In 1966 gingen huis en landgoed over naar Natuurmonumenten.  Sinds 2004 zijn het landhuis en koetshuis in erfpacht bij de Vereniging Hendrick de Keyser die een uitvoerige restauratie heeft laten uitvoeren. Helaas is het landhuis niet toegankelijk. De schilderijencollectie, eigendom van de Stichting Van Foreest en Van Egmond van de Nijenburg, is, zoals we zagen, gelukkig wel te zien in Stedelijk Museum Alkmaar.

Bronnen
J. Belonje, ‘Een illuster grachten-huis’, Oud-Alkmaar, (1989-4).
C.W. Bruinvis, ‘Het geslacht van Steenhuysen te Alkmaar’, Genealogische en heraldische bladen, (1906-1) 424-432.
Mieke Content, ‘Oosters porselein in Alkmaar’, Oud-Alkmaar, (2013-1) 12-24.
H.T. Colenbrander red., Jan Pietersz. Coen. Bescheiden omtrent zijn bedrijf in Indië (dl. 1; Den Haag 1921).
J.C.M. Cox, De Heeren van Alkmaer. Regeerders en regenten, vroedschap en raad (Alkmaar 2005).
Philip Dikland, Landmeters in Suriname (Paramaribo 2003).
Anita van Dissel en Petra Groen, In de west. De Nederlandse krijgsmacht in het Caribisch gebied (Franeker 2010).
Roelof van Gelder, Dichter in de jungle. John Gabriel Stedman 1744-1797 (Amsterdam 2018).
Jur van Goor, Jan Pieterszoon Coen. Koopman-koning in Azië 1587-1629 (Amsterdam, 2015).
N.D. Haasbroek, Prof. S. Kaiser en S.H. de Lange in hun relatie tot de astronomische plaatsbepalingen van omstreeks 1850 in het voormalige Ned.Indië (Delft 1977).
Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC (Zutphen 2022).
Dillon Heuser en Matthijs Dicke, Onderzoeksrapport slavernijverleden van Hoorn (Rotterdam 2023).
Historische vereniging Heiloo: Nijenburg
Chris Houtman, Provenhuis Gertruid Bijlevelt (Alkmaar 2021).
J.S.C. Jessurun, Kiliaen van Rensselaer van 1623 tot 1635 (Den Haag 1917).
N. Jouwe e.a. red., Revisualising Slavery: Visual sources on slavery in the Indonesian Archipelago & Indian Ocean (Washington 2021).
Gerrit Knaap en Henk den Heijer, Oorlogen overzee (Amsterdam, 2015).
Gerrit Knaap, ‘Kasteel, stad en land. Het begin van het Nederlands imperium in de Oost’, Leidschrift (2006-sept) 17-30.
Koen Koch, De Kesslers. Een familiegeschiedenis in olie en staal (Amsterdam 2023).
R.R.J. Melchers, De Beaufort. Een aanzienlijke familie tijdens de Republiek, de Bataafs-Franse tijd en het Koninkrijk 1613-1876 (Utrecht 2014).
Gert Oostindie red., De gouverneurs van de Nederlandse Antillen (Leiden 2011).
Mark Ponte, Plantage Alkmaar. Alkmaar in Suriname 1745-heden (Alkmaar 2022).
W.E. Renkema Een leven in de West. De werkzaamheden van R.F. baron Van Raders op Curaçao 1816-1845 (Leiden 2009).
Gonna de Reus e.a. red, Machtig & Prachtig Alkmaar (Alkmaar 2013).
Carla Rogge, De grafzerkenvloer in de Grote of Sint-Laurenskerk te Alkmaar (Alkmaar 1996).
Matthias van Rossum, Kleurrijke tragiek. De geschiedenis van slavernij in Azië onder de VOC (Hilversum 2015).
Hans van Santen, Van Alkmaarse wees tot commandeur van de VOC. Het rijke leven van Wollebrant Geleynssen de Jongh, 1596-1674 (Utrecht 2022).
Eveline Sint Nicolaas e.a., Slavernij. Een meerstemmige tentoonstelling (Amsterdam 2021).
Jurjen Vis, Hofjes van Alkmaar (Alkmaar 2013).
T.H.L. van de Wetering, De Cadettenschool. Een militaire middelbare school in Nederland 1893-1924 (Doctoraalscriptie geschiedenis Leiden 2002).
W.M. Witteveen, Antonio van Diemen. De opkomst van de VOC in Azië (Leiden 2011).
W. Wijnaendts van Resandt, De gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare buitencomptoiren in Azië (Amsterdam 1944).
Th.P.H. Wortel, ‘Wollebrant Geleynssen de Jongh in Burhanpur’, Oud-Alkmaar (1981-3) 40-62.
Nationaal archief Den Haag:
2.21.186 Inventaris archief D.J. de Eerens 1781-1840
2.12.14 Stamboeken marinepersoneel 1813-1940
Regionaal archief Alkmaar:
Blog: Frederick de Houtman. Een Alkmaarder in de Oost.
Blog Paul Post Suikerraffinaderij De groene klok
Blog Paul Post Hendrik Indijk Twee Thaise kinderen
Dossier Alkmaars slavernijverleden in de West
Kroniek Langestraat
Inventaris van het archief van de Familie Van Egmond van de Nijenburg, 1428-1765
www.alkmaaropdekaart.nl/delangestraat/kronieklangestraat
www.carolinedrieenhuizen.wordpress.com/2021/08/24/alkmaar-de-kolonien-en slavernij
www.vocsite.nl
www.biografischportaal.nl
www.immigrantenvantoen.nl/van-azie-naar-alkmaar-naar-dokkum
www.noordholland.nl
www.wikipedia.nl
www.suriname.nu/surinamenieuws