Kiliaen van Rensselaer
Kiliaen van Rensselaer (1586-1643) werd geboren in Hasselt, maar stamt uit een Veluws geslacht. Deze familie had bezittingen in de directe omgeving van Nijkerk, onder andere de Rensselaer-boerderij waar we later nog langslopen. Kiliaen van Rensselaer verdiende zijn geld in de diamanthandel, maar was ook een van de oprichters van de WIC, de West-Indische Compagnie (1621-1792). Deze onderneming legde zich toe op de handel op Noord- en Zuid-Amerika en Afrika, waaronder de handel in Afrikaanse slaafgemaakten. Zij was ook gerechtigd om oorlog te voeren tegen de vijanden van de Nederlandse Republiek. Ten behoeve van de pelshandel had zij in Noord-Amerika, aan de monding van de Hudsonrivier, het fort Nieuw Amsterdam (tegenwoordig New York) gevestigd. Geleidelijk breidde de kolonie, die de naam Nieuw-Nederland kreeg, zich uit langs de rivier de Hudson.
Dat koloniseren gebeurde gedeeltelijk door particuliere ondernemers. Zij kregen van de WIC toestemming om een eigen kleinere kolonie (een ‘patroonschap’) te stichten binnen de grotere kolonie. Volgens de regels van de WIC mocht iemand zich patroon noemen als hij binnen vier jaar vijftig personen naar zijn eigen mini-kolonie kon verschepen. Kiliaen van Rensselaer zag hier wel brood in. Hij meldde zich direct aan als patroon voor een kolonie rond fort Oranje, zo’n 200 kilometer noordelijker aan de Hudsonrivier. In 1631 kocht hij een groot stuk land van de autochtone bevolking, de Mohawk, die meende dat het om een pachtovereenkomst ging. Vanuit Amsterdam wijdde Van Rensselaer zich vervolgens aan de ontwikkeling van zijn kolonie, die hij Rensselaerswijck doopte (tegenwoordig Albany). De kolonisten kwamen uit Scandinavië en Nederland. Als patroon betaalde Van Rensselaer hun reis en installeerde hen op een boerderij in zijn patroonschap. Vier jaar moesten zij daar voor hem werken. Daarna kregen zij een eigen stuk land. Om de kolonie op te bouwen voerde de WIC ook slaafgemaakte Afrikanen aan, maar hun aantal in de noordelijke Hudsonvallei bleef klein. Aanvankelijk bleven de contacten tussen de kolonisten en de autochtone bevolking tamelijk vreedzaam: de kolonisten kochten pelzen van hen en verkochten hen onder meer drank, vuurwapens, messen en bijlen. Naarmate de Nederlanders meer land in beslag namen, namen de conflicten toe. In de noordelijke Hudsonvallei bleef het relatief rustig, maar rond Nieuw-Amsterdam kwam het vanaf de jaren 1640 tot bloedige oorlogen met de autochtone bevolking. De Nederlandse kolonie stond daarnaast onder druk van de Engelse buurkolonie. Uiteindelijk zouden de Engelsen in 1664 Nieuw-Nederland veroveren.
Kiliaen van Rensselaer bezocht zijn patroonschap nooit; hij vertrouwde het bestuur ervan toe aan zijn zonen en Nijkerkse familieleden. De machtige en rijke Van Rensselaer familie in het huidige New York stamt van hen af. Deze Amerikaanse familietak zorgde er in 1938 voor dat deze oude grafzerk in de muur van de kerk werd gemetseld. Oorspronkelijk bedekte deze steen het graf van de vader en oom van Kiliaen van Rensselaer. De patroon zelf is niet in Nijkerk maar in 1643 in Amsterdam begraven. In de kerk is in 1909 ook een bronzen gedenkplaat geplaatst door nakomelingen van Arent van Curler. Dat was een andere Nijkerker die furore maakte in de Nieuwe Wereld.