Huibert Doyer (1829-1859)
In maart 1857 vertrekt Huibert Doyer (1829-1859), handelsagent van de firma Rijckevorsel uit Rotterdam, met zijn vierjarig dochtertje Petronella Betsy (1852-1906) en haar Afrikaanse verzorger per schip vanuit Elmina naar Nederland. Elmina gelegen aan de vroegere Goudkust, nu Ghana, was de eerste Europese nederzetting in West-Afrika. Het fort werd in 1482 door de Portugezen gebouwd. De Hollanders hebben vanaf het einde van de 16de eeuw geprobeerd om Elmina te veroveren. Dat lukte pas in 1637. Elmina ontwikkelde zich in de 17de en 18de eeuw tot het centrum van de goud- en slavenhandel van de West-Indische Compagnie. Als Huibert in augustus van dat jaar weer vertrekt naar Elmina laat hij zijn dochtertje achter bij zijn broer Assuerus Doyer (1825-1888). Zij wordt in het gezin van zijn broer opgenomen. Haar moeder, Betsy Welzing, overleed veertien dagen na haar geboorte. Zij was een tapoeyer, een kind van een witte vader en een Afrikaanse moeder. Ook de Afrikaanse jongen die zijn dochtertje verzorgde tijdens de reis naar Holland, wordt niet mee terug genomen naar Elmina. Hij was waarschijnlijk een tot slaafgemaakte van Huibert Doyer. De handel in slaven was in 1814 verboden, maar het houden van slaven niet. De tot slaafgemaakten waren bedoeld voor de illegale handel en voor de handelshuizen zelf waar ze als ‘arbeiders’ worden gebruikt. In Afrika was het niet verboden om slaven te houden en te kopen zolang de handelskantoren maar op het grondgebied van lokale Afrikaanse vorsten stonden, zo ook Huibert Doyer. De Rotterdamse zakenman Lodewijk Kerdijk die in 1857/1858 langs de kust van West Afrika reisde en een reisjournaal bijhield, vertelt hoe Doyer daar woonde. ‘Het huis waar Doyer in woont is groot en van steen. Het onderste gedeelte doet dienst als pakhuis en een paar vertrekken voor de negers. De eerste verdieping is het eigenlijke woonhuis. Het vormt een vierkant met binnenplaats. Over de hele breedte van het huis aan de straatzijde bevindt zich een galerij. Doyer is een van de meest zindelijke mensen die ik ken. Hoe hij achter die negers zit, en ze laat poetsen tot zij groen en geel worden is de moeite waard te zien en hoort men hem steeds Naimashang (spreek uit Neem-is-an) en Mhaihshaung(spreek uit Mei-zang) roepen, zijn twee schoonmakende beschermengelen, om maar eeuwig te poetsen’. Huibert Doyer is na het overlijden van Betsy Welzing voor de tweede keer een Afrikaans huwelijk aangegaan met Caroline Rühle. Uit dit huwelijk wordt een zoon Jacob geboren, die na de dood van zijn vader in 1859 naar Nederland wordt gestuurd en opgenomen in het gezin van Derk Doijer, een broer van Huibert. Huibert zelf komt om bij een tragisch ongeluk. In de branding voor de kust van Elmina slaat de boot waarin hij zit om. Hij sterft aan zijn verwondingen, dertig jaar oud.