KOLONIALE WANDELING TIEL

Begraafplaatsen en Bogoriana

Deze rondwandeling voert eerst door het mooie buitengebied van Tiel. Daarna bezoeken we de door de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen oude binnenstad. In Tiel en omgeving zijn verrassend veel sporen van Nederlands koloniale verleden terug te vinden. Van de koloniale elite tot de koloniale soldaat, van Suriname en de Antillen tot Indonesië.

Lengte wandeling:
5, 11 of 16 km

Start- en eindpunt:
Station Tiel
Parkeerplaats:
Stationsweg of Boerhaavelaan

Horeca:
Tiel: binnenstad; Zoelen: De Zoelensche brug, Achterstraat 2
Musea:
Flipje- en Streekmuseum Tiel (ma gesloten)

Ook geschikt voor andere GPX apparaten

De route

  1. Sla, met je rug naar de uitgang van station Tiel linksaf en steek 40 meter verderop de spoorwegovergang over. Aan het eind rechtsaf en voorbij de fietsenrekken het smalle voetpad inslaan. Aan het eind van het voetpad linksaf. Op de kruising met de Prinses Marijkelaan, de Lingedijk vervolgen, die verderop Sportparklaan heet. Loop deze laan langs de sportvelden helemaal af. Je komt uit op de drukke Laan van Westroijen. Sla deze naar links in en ga hierna op de grote rotonde rechtdoor, Drumptselaan. 

Cornelis Pijcker Hordijk als gouverneur-generaal

(A. Boudewijnse, 1895, Rijksmuseum)

  1. Je komt uit in het vroegere dorp Drumpt dat is opgeslokt door Tiel. Sla bij de eerste kruising linksaf de dorpsstraat in. Waar precies weten we niet, maar in Drumpt woonde in de jaren 1840 de familie Pijnacker Hordijk. Cornelis Pijnacker Hordijk die op 13 april 1847 in dit dorp werd geboren, bracht het tot  gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Zijn vijf jaar oudere broer Jacobus was fabrikant in Nederlands-Indië en later Kamerlid voor de liberalen. 
begraafplaats Drumpt

Oude kerkhof in Drumpt (Elzenlaan)

  1. Loop de Dorpsstraat verder af, tot de tweede straat links, Elzenlaan, die je inslaat. 30 meter verder is rechts de oprit naar het kerkhof Drumpt. Tot 1864 stond hier de Drumptse (hervormde) kerk. In die kerk was in 1807 Willem Jacob Crol dominee. Op 18 november van dat jaar werd zijn zoon in Drumpt geboren: Johannes Didericus Crol. Van 1859 tot 1866 was deze gouverneur van Curaçao en daarvoor gezaghebber van Sint-Maarten.
  1. De Dorpsstraat gaat over in de burgemeester Meslaan die je helemaal uitloopt. Sla op de T-splitsing linksaf, Lingedijk. Sla de eerste weg rechts in: Culemborgse Grintweg. Verderop heet deze weg Daver. Zij voert eerst over de Linge en vervolgens over de A15 en de Betuwelijn. Na de Betuwelijn de weg blijven volgen richting de kerk van Kerk-Avezaath. Sla bij de kerk rechtsaf, Dorpsstraat. Sla de vierde straat rechts in, Munnikendijk.
  1. De Munnikendijk gaat aan het eind over in een voetpad. Aan het einde over een bruggetje, linksaf, nog een bruggetje over en bij knooppunt V43 rechtsaf. Bij knooppunt V51, linksaf. Je bent nu op het landgoed Soelen. Op de viersprong bij knooppunt V90 rechtsaf, richting kasteel Soelen. Je komt uit bij het kasteel en neemt bij knooppunt V42 en vervolgens V49 het wandelpaadje langs kasteel Soelen.

Landhuis Djoerang 

  1. Als je het pad na kasteel Soelen uitkomt min of meer rechtdoor, de Uiterdijk in. Aan Uiterdijk 62 (een kwartier lopen) ligt het landhuis Djoerang, vernoemd naar de plantage Djoerang (kloof) op Java die in de jaren 1840 in bezit was van C.J. Hasselman. Het landhuis is alleen ’s winters vanuit de verte te zien en niet voor publiek toegankelijk, reden waarom wij het niet bezoeken. Wij slaan op de Uiterdijk de eerste weg rechts in, Kerkstraat. Je komt langs een wit kerkje met rondom een kerkhof. Door het hek van het kerkhof, rechtsaf en 20 meter verder is het graf te vinden van C.J. Hasselman. Na het bezoek aan het kerkhof linksaf en aan het eind van de Kerkstraat linksaf, Achterweg. Iets verderop verandert de naam in Zoelenseweg en voert over de Linge. Op de viersprong rechtsaf, een fietspad op. Je loopt af op de A-15 en de Betuwelijn. Aan het eind linksaf, het fietspad langs de Betuwelijn/A-15. Je komt uit op een grotere weg. Daar rechtsaf en onder het viaduct door en dan links de trap op en linksaf het voetgangersdeel van de brug over de A-15 en de Betuwelijn over.
  1. 25 meter nadat je de brug over bent linksaf, een trap af. Je slaat aan het eind rechtsaf. Op de eerstvolgende viersprong linksaf, een woonwijk in. Op de T-splitsing linksaf en direct weer rechtsaf, De Schouw. Bij huisnr 98 linksaf een smal pad inslaan tussen twee huizen door dat al snel naar rechts afbuigt  en langs een dode arm van de Linge voert. Blijf dit pad volgen, sla nergens af. Je kruist een drukke verkeersweg en vervolgt dan het pad aan de overzijde. Blijf dit pad volgen. Op de Y-splitsing het pad links langs het water inslaan. Uiteindelijk komt het pad, na een bocht naar rechts uit op een straat, de Lingedijk. Sla linksaf de Lingedijk in.
    Afkorting: wie de binnenstad niet wil bezoeken en de wandeling met 5 km wil inkorten loopt hier rechtdoor, de burgemeester Bönhofflaan in.
    Stadswandeling: wie alleen de 5 km lange stadswandeling Tiel wil maken slaat – met de rug naar het station – linksaf, spoorwegovergang over, rechtsaf langs de fietsenrekken en vervolgens het voetpad langs de Boerhaavelaan. Aan het eind rechtsaf Lingedijk.
Ter navolging Tiel

Begraafplaats Ter Navolging

  1. Op Lingedijk 1 is de ingang van de begraafplaats Ter Navolging (rijksmonument). Op deze algemene begraafplaats liggen relatief veel  mensen die in de koloniën carrière hebben gemaakt. Als je direct op de begraafplaats naar rechts gaat kom je bij het graf van Cornelis Atzes Hoekstra (1852-1911). Deze predikant/journalist heeft zijn sporen verdient in koloniaal Suriname. Op deze begraafplaats ligt ook Benjamin Richard Ponninch Hasselman (1828-1897). Hij werkte van 1847 tot 1860 als ondernemer in Nederlands-Indië. Daarna was hij dertig jaar, van 1867 tot 1897, burgemeester van Tiel. Op Ter Navolging ligt ook Jan Theodorus ten Bosch (1844-1890) begraven. Als officier in het koloniale leger verdiende hij tijdens de Atjehoorlog een Militaire Willem-Orde. Tevens zijn de graven terug te vinden van Gerard Cornelis Schonck (1807-1892), die als bestuursambtenaar op Java werkte en tenslotte de koloniale ambtenaar Dirk Simon de Jong (1832-1880).
huis Pohl
  1. Na een bezoek aan de begraafplaats rechtsaf en op de viersprong linksaf, Stationsstraat. Op Stationsstraat 29 woonde de schilder Anton Vincent Cornelis Pohl (1876-1942) geboren in Pasuruan op Java.
Joodse begraafplaats

Ingang Joodse begraafplaats

  1. Aan het eind van de Stationsstraat linksaf. Direct weer linksaf, Voor de Kijkuit. Deze straat (Voor de Kijkuit) voert naar de Joodse begraafplaats met het graf van Bernard van Weenen (1841-1908). De begraafplaats  is helaas niet vrij toegankelijk is. Daarom slaan we op Voor de Kijkuit de eerste straat rechts in: Konijnenwal. Waar de Konijnenwal naar links buigt, rechtsaf een pad in naar een fiets/voetgangersbrug over de stadsgracht.
  1. Neem de trap naar boven. Dan linksaf en het eerste straatje rechts, Oliemolensteeg. Op het eind rechtsaf, Waterstraat, een voetgangersgebied. Op Waterstraat 51 had Bernard van Weenen zijn tabaksfabriek en -winkel, Sumatraplant.  Sla op de Waterstraat de tweede weg links in, Hoogeinde. Aan het eind links, Ambtmanstraat. Na het Ambtmanshuis te hebben bekeken rechtsomkeer maken en gezien vanuit de Ambtmanstraat rechtsaf, Sint Walburgstraat in. Op de viersprong linksaf,  Binnenmolenstraat en deze uitlopen tot aan het de gracht. Daar voor de brug linksaf, het voetpad (Kastanjelaantje) langs de gracht, dat naar de Sint Maartenskerk voert.
  1. Aangekomen bij de kerk naar links. In het park voor de Maartenkerk is een aantal oorlogsmonumenten te vinden. Hier is ook een gedenksteen te vinden ter herinnering aan Molukse militairen gesneuveld in Nederlands-Indië. Terug en het pad langs de kerk nemen en aan het eind linksaf, Schoolstraatje. Rechtdoor door de Kerkstraat (rechts ligt de schouwburg (Agnietenhof). Iets verderop ligt de Caeciliakapel. De Kerkstraat (die zich iets vernauwt) blijven volgen en dan de tweede straat rechtsaf, de Vleesstraat.
Streekmuseum Tiel

Flipje en Streekmuseum

  1. De Vleesstraat komt uit op de Markt. Steek de Markt over en steek rechts van de HEMA een smalle straat in, Marktgang (soms moet je het ijzeren hek openen). Aan het eind rechtsaf, Plein. Je loopt deze straat uit tot je uitkomt bij het Flipje en Streekmuseum. Helaas zijn de schilderijen van Pohl niet op zaal te bezichtigen. Wel  is er een prachtige porseleincollectie te zien van het Tielse doktersechtpaar Hoogeboom-Blijenberg, waaronder een Japans servies van imari-porselein. Dit kostbare porselein werd in de 17e en 18e eeuw door de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar Nederland gebracht. Hoe dit servies in handen van het doktersechtpaar kwam, is onbekend.
woonhuis Annie Foore

Havendijk 2

  1. Na een eventueel bezoek aan het Streekmuseum linksaf en direct rechtsaf, onder de Waterpoort door, die na de Tweede Wereldoorlog steen voor steen is herbouwd. Op de dijk linksaf. Beneden zie je Havendijk 2 liggen, een groot wit pand. Hier werd in 1847 Francoise J.J.A. Junius geboren. Deze domineesdochter was een van de eerste schrijfsters van Indische romans. Zij werd bekend onder het pseudoniem Annie Foore.
  1. Keer om en loop langs de Waalstraat langs de Waal (je houdt de rivier aan je linkerhand). Blijf langs de Waaldijk lopen tot een viersprong van fietspaden. Hier nog even rechtdoor richting Ophemert en 20 meter verder naar rechts van de dijk af in de richting van een oorlogsmonument. Daar linksaf en onder de wal doorlopen. Aan het eind het trapje op, rechtsaf en bij de bankjes weer de trap af. Loop in de richting van de grote rotonde. Daar oversteken en rechtsaf het voetpad in. Net voor de gracht linksaf: Hucht. Je houdt de gracht aan je rechterhand.

  1. Deze straat langs de gracht blijven volgen. Verderop heet ze Sint Walburgbuitensingel. De weg vervolgen tot een gele fiets/voetgangersbrug rechts over de gracht. Hier de drukke verkeersweg oversteken en direct naar links, langs het benzinestation. Na het benzinestation direct naar rechts, Doctor Schaepmanstraat. Deze voert linea recta naar station Tiel.
suikerfabriek Beran Jogjakarta

De  suikerfabriek Beran bij Jogjakarta in 1886 (Rijksmuseum)


Cornelis en Jacobus Pijnacker Hordijk 

In de jaren 1840 woonden de arts Abraham Pijnacker Hordijk en zijn vrouw Geertje Janna van Wijk in Drumpt. Hun in dit dorp geboren zoon Jacobus Marinus (1842-1918) zou zijn geluk in Nederlands-Indië gaan beproeven. Hij vestigde zich in de zogeheten Vorstenlanden. Dit waren gebieden in Midden-Java waar de vorsten van Jogjakarta en Surakarta op papier nog iets van hun vroegere onafhankelijkheid hadden behouden. In praktijk moesten zij aan de leiband van Nederland lopen. Nederlanders mochten in de Vorstenlanden geen landbouwgrond kopen, maar wel huren van de vorsten. Dat is wat Jacobus deed. Hij startte de suikeronderneming Beran. In 1871 trouwde hij met de 18-jarige Francina Carolina Wieseman. Zij stamde uit een familie die al jaren ‘in de suiker’ zat. Jacobus was een vooraanstaand en invloedrijk man in de Vorstenlanden. Maar hij bleef niet in de kolonie. Hij repatrieerde in 1891 en begon een politieke loopbaan. Als kamerlid voor de liberalen bemoeide hij zich vooral met het koloniale beleid.

Zijn vijf jaar jongere ook in Drumpt geboren broer Cornelis (1847-1908) had al in 1883 gekozen voor de politiek, na een hoogleraarschap staats- en Romeins recht in Amsterdam. In 1888 werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, de hoogste politieke functie in de kolonie. Cornelis was een voorzichtige liberaal die weinig nieuw beleid ontwikkelde. Zijn grootste probleem was de al 15 jaar jaar voortslepende Atjehoorlog. Sinds 1873 probeerde Nederland ten koste van duizenden mensenlevens tevergeefs Atjeh (noordpunt Sumatra) te veroveren. Ook onder zijn bewind kwam er geen eind aan de strijd. In 1893 keerde hij terug naar Nederland waar hij lid van de Eerste Kamer werd en tot zijn dood schreef over juridische zaken.

J.D. Crol

J.D. Crol

(NIMH)


Johannes Didericus Crol

De op 18 november 1807 in Drumpt geboren domineeszoon Johannes Didericus Crol maakte carrière op de zes Nederlandse Caribische eilanden: Sint-Eustatius, Sint-Maarten en Saba – oost van Puerto Rico) en Curaçao, Aruba en Bonaire (noord van Venezuela). In de 17e eeuw had Nederland deze eilanden veroverd. Vooral Curaçao en Sint-Eustatius waren uitgegroeid tot belangrijke handelscentra. Veel geld hadden de Nederlanders verdiend met de handel in Afrikanen. Zij kochten hen in West-Afrika en verkochten hen als slaven aan plantage-eigenaren in Noord- en Zuid-Amerika (bijvoorbeeld Suriname) en de eilanden in het Caribisch gebied. Die beulden hen af op hun suiker- en katoenplantages. In de 19e eeuw kwam er geleidelijk een einde aan de slavernij: onder druk van de slaafgemaakten, meer humane opvattingen in delen van de Europese elite en veranderende economische omstandigheden. Daarmee zou ook Crol te maken krijgen.

Crol was zijn loopbaan begonnen als militair in Suriname in de jaren 1830. Daarna ging hij in die Nederlandse kolonie aan de slag als bestuursambtenaar. In 1849 werd hij benoemd tot gezaghebber op Sint-Maarten. Op dat eiland waren de slaafgemaakten het jaar ervoor in opstand gekomen. Daardoor bestond in praktijk de slavernij op Sint-Maarten niet meer, maar het wachten was op de officiële Haagse oekaze. In 1859 maakte Crol een flinke carrièresprong. Hij werd gouverneur van alle zes eilanden. Met zijn vrouw, Harriet Farr Dalrymple, en hun drie kinderen verhuisde hij naar het regeringscentrum Willemstad op Curaçao. Vier jaar later, op 1 augustus 1863, kondigde Crol in het Papiaments en het Nederlands eindelijk de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse kolonie aan. Bijna 12.000 slaafgemaakten werden op die dag vrije mensen verklaard. In de jaren daarvoor hadden veel slaafgemaakten overigens al hun vrijheid ‘herkregen’. Dat deden de slaveneigenaren niet uit menslievendheid, maar omdat zij door de teruglopende economie zo min mogelijk monden wilden voeden. De afschaffing van de slavernij werd op Curaçao groots gevierd. Ongeregeldheden waarop Crol en het garnizoen zich hadden voorbereid bleven uit. Crol bleef nog tot 1866 als gouverneur aan. Veel contact met de bevolking had hij niet. En de vraag vanuit de bevolking om meer invloed op het bestuur van de kolonie wees hij af. Daarvoor was de tijd ‘niet rijp’.  Hij stierf in 1870 in Voorburg.

kasteel Soelen

Kasteel Soelen


Kasteel Soelen

Kasteel Soelen heeft geen directe, maar wel zijdelingse banden met Nederlands koloniale verleden. In 1930 trouwt de toenmalige heer van Soelen en Aldenhaag, Hendrik Gerard Johan “Henri” Völcker (1891-1955) met Cornélie Caroline “Cox” van Asch van Wijck (1900-1932). Zij was de dochter van Jonkheer Hubert Willem van Asch van Wijck (1867–1935) en gravin Wilhelmina Philippina van Limburg Stirum (1873–1941). Deze jonkheer Van Asch van Wijck vertrok begin 1914 met zijn vrouw naar Suriname. Daar was hij benoemd tot raadsheer aan het hof van Justitie in Paramaribo. Tevens was hij van 1915 tot 1918 voorzitter van de Koloniale Staten, het parlement van de kolonie Suriname. Dat Suriname een volksvertegenwoordiging had was bijzonder, maar door het beperkte kiesrecht maakten Nederlanders nog wel de dienst uit in de kolonie. Haar ouders namen hun dochter ‘Cox’ niet mee naar Paramaribo. Zij stuurden haar naar een kostschool in San Francisco. Na de terugkeer van het gezin naar Nederland in 1919, volgde zij een opleiding tot beeldhouwster. Ook na haar huwelijk zette zij haar carrière voort. Zij stierf echter bij de geboorte van haar eerste kind in 1932.

graf C.J. HAsselman

Catherinus Johannes Hasselman

Catherinus Johannes Hasselman is een lid van de bekende familie Hasselman uit het land van Maas en Waal. Alle vier zonen in het gezin van Dirk Hasselman (1788-1848) en Geertruida Adriana van den Bosch (1786-1845) zouden hun fortuin zoeken in Nederlands-Indië. Dat is niet verwonderlijk want zij hadden een machtige kruiwagen. Hun vader, Dirk Hasselman – onderwijzer en later belastingontvanger in Herwijnen – was namelijk getrouwd met een zus van Johannes van den Bosch. Deze Van den Bosch was een vertrouweling van koning Willem I, commissaris-generaal van Nederlands-Indië (1830-1834) en minister van koloniën (1834-1839). Onder zijn bewind zou in 1830 op Java het cultuurstelsel worden ingevoerd. Javaanse boeren waren voortaan gedwongen een deel van hun grond te bebouwen met gewassen die veel geld opbrachten op de Europese markt, zoals koffie, thee en suiker.

De oudste zoon Gijsbertus Hasselman (1811-1835) ging in 1829 als privésecretaris van zijn oom Van den Bosch mee naar Java. Hij zou op de terugreis in 1835 aan een longziekte overlijden. Johannes Jerphaas (1815-1895) werkte van 1840 tot 1855 als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië en bracht het tot resident van Jogjakarta. Na terugkeer was hij van 1865 tot 1867 burgemeester van Tiel en daarna tot 1868 minister van Koloniën.

Catherinus Johannes koos voor het bedrijfsleven. Hij werkte op de cochenille plantage Djoerang bij het gelijknamige dorp bij Kudus (Midden-Java). Hier werd de cochenilleluis gekweekt als basis voor karmijn rode verfstof. Catherinus Hasselman trouwde daar in 1843 met de negen jaar jongere en in Nederlands-Indië geboren en getogen Charlotte Catharina van Son. Vier jaar later vertrok het echtpaar naar Nederland. Daar kochten ze het in 1823 gebouwde landhuis aan de Linge, dat ze vernoemden naar de plantage op Java.

Catherinus’ jongere broer, Benjamin Richard Ponninch, zou wereldberoemd worden in Tiel. Ook hij reisde eerst af naar Nederlands-Indië, maar zou na zijn terugkeer maar liefst dertig jaar, van 1867 tot zijn dood in 1897, burgemeester van Tiel zijn.

Graf C.A. Hoekstra  


Cornelis Atzes Hoekstra

De in 1852 in Friesland (Hallum) geboren Cornelis Atzes Hoekstra werkte van 1892 tot 1907 als predikant van de Evangelisch Lutherse Gemeente (beter bekend als de Hernhutters) in Paramaribo, de hoofdstad van de Nederlandse kolonie Suriname. Hoekstra was in zijn Surinaamse jaren maatschappelijk zeer actief. Hij was onder meer beschermheer van het begrafenisfonds Vrede en Arbeid, redacteur van het Protestantenblad en oprichter in 1897 van de krant Onze West. De meeste bekendheid kreeg hij doordat hij in 1893 het Surinaamse volkslied schreef. Dat was in die tijd niet het Wilhelmus maar ‘Wien Neêrlandsch bloed’. Maar de tekst, “Wien Neêrlandsch bloed door de aderen vloeit/ Van vreemde smetten vrij”, waren in een koloniale maatschappij ongepast en onbruikbaar. Hoekstra’s volkslied begon met de regels: “Suriname’s trotsche stroomen/ Suriname’s heerlijk land”. De melodie ‘leende’ Hoekstra bij de Friese onderwijzer Johannes Corstianus de Puy. Diens melodie zou de dekolonisatie van Suriname overleven; de tekst van Hoekstra niet. Het eerste couplet werd in 1959 vervangen door een tekst in het Surinaams (Sranantongo). Van het tweede couplet bleven uiteindelijk maar drie van de acht door Hoekstra geschreven regels overeind.

Na zijn Surinaamse jaren, streek Hoekstra eerst met zijn vrouw en kinderen neer in Bennekom. Door kerkelijk getwist week hij uit naar Tiel. Tot zijn dood werkte hij als predikant bij de vrijzinnige gemeente in de Maartenskerk. Het bijzondere grafmonument werd bekostigd door zijn vroegere gemeente in Paramaribo.

B.R.P. Hasselman

B.R.J. Hasselman 1892 (schilderij van C.J. Grips, publiek domein)


Benjamin Richard Ponninch Hasselman

De jongste Hasselman, Benjamin, in 1828 geboren in Ophemert, trok in 1847, het jaar dat Catherinus repatrieerde, naar Nederlands-Indië. Hij zette de cochenille-onderneming Djoerang van zijn broer bij Kudus (Midden-Java). Zijn ervaringen boekstaafde hij in Mijne ervaring als fabrikant in de binnenlanden van Java. Op verlof in Nederland trouwde hij in Tiel met Gertrude Jeanne Marie Tydeman, bij wie hij dertien kinderen kreeg. In 1863 keerde hij voorgoed terug naar Nederland. Eerst werd hij benoemd tot burgemeester van Herwijnen. In 1867 volgde hij zijn broer op als burgemeester van Tiel. Dat Tiel zich in de jaren daarna ontwikkelde als industriestad was onder meer te danken aan het stadsbestuur met burgemeester Hasselman als voortrekker. Tiel kreeg een gasfabriek, ziekenhuis en waterleiding en aansluiting op het spoorwegnet en een grote haven aan de Waal. Dat waren voorwaarden waardoor fabrieken als Daalderop en De Betuwe konden groeien. Hasselman stierf in 1897 in het harnas. Hij is onder grote publieke belangstelling begraven op Ter Navolging.

Atjehmonument

Atjehmonument op de Wereldtentoonstelling in Amsterdam 1883 (Rijksmuseum)


Jan Theodorus ten Bosch 

Jan ten Bosch werd op 15 juli 1844 geboren in Tiel, als zoon van de koopman Johannes Diederik ten Bosch en Christina Jeanette de Ridder. Op 23-jarige leeftijd werd hij benoemd tot tweede luitenant bij de cavalerie van het koloniale leger, het KNIL. Dit leger werd ingezet in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Ten Bosch werd, evenals Bernard van Weenen (begraven op de Joodse begraafplaats in Tiel: zie hierna) en duizenden andere koloniale militairen in 1873 naar Atjeh gestuurd. Atjeh was tot 1873 een onafhankelijk sultanaat aan de noordpunt van het eiland Sumatra. Dit gebied wilde Nederland aan zijn koloniale rijk toevoegen. De Atjehers gaven zich echter niet snel gewonnen. De Atjehoorlog zou tot 1914 duren. Aan een van de meest brute campagnes die het koloniale leger in Atjeh uitvoerde, de ‘voorbeeldloze tuchtiging’ onder generaal Karel van der der Heijden, nam Ten Bosch ook deel. Hij werd daarvoor zelfs onderscheiden met de Militaire Willems-Orde. Ten Bosch ging in 1890 als majoor met pensioen en keerde terug naar Tiel. Hij stierf bijna direct na aankomst, op 24 april 1890.

Pohl Waterpoort

Waterpoort in Tiel getekend door Anton Pohl, voor 1938 (Rijksmuseum)


Anton Vincent Cornelis von Jaroschka Pohl 

Anton Pohl (1876-1942), zoals hij bekend stond, werd geboren in Pasuruan in Oost-Java. Zijn overgrootvader was als militair naar Nederlands-Indië uitgezonden. Daarna werkte de familie Pohl waarschijnlijk ‘in de suiker’, waarom deze streek bekend stond. Antons vader overleed toen hij elf jaar was. Rond 1900 vertrok hij naar Nederland. In Den Haag schoolde hij zich aan de Academie voor Beeldende kunsten tot schilder. Als leraar hand- en lijntekenen kon hij in 1906 in Tiel beginnen aan de plaatselijke HBS, een middelbaarschool type tussen VWO en HAVO in. Pohl was een veelzijdig kunstenaar. Behalve schilderen en tekenen was hij een begaafd etser en een gedreven musicus. Hij bouwde ook decors voor de toneeluitvoeringen van de HBS, schilderde zijn eigen behangsels en ontwierp de kleding van zijn vrouw, Hermina Gerarda Karssen. De gevel van zijn huis aan de Stationsstraat 29 versierde hij met opgedikt metselwerk, naar de toen heersende mode van de Amsterdamse school. In zijn huis had hij een serre met tropische planten. Dat is het enige dat herinnert aan de koloniale wereld waarin hij opgroeide. Want voor zover bekend greep hij in zijn schilderijen en tekeningen niet daarop terug, maar op de wereld om hen heen: Tiel en de Betuwe.


Bernard van Weenen 

Bernard van Weenen werd in 1841 geboren in Den Bosch. Hij was de zoon van de Joodse Hyman Levie Frederik van Weenen en Anna Cohen. Al op 16-jarige leeftijd nam hij dienst in het Nederlandse leger waar hij al snel tot korporaal werd bevorderd. In 1861 stapte Van Weenen naar het koloniale leger dat vocht in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. De redenen voor deze overstap  weten we niet. Maar meestal trokken de flinke premie (het handgeld) en de betere promotiekansen. Van Weenen klom inderdaad snel op. In 1869 had hij het tot sergeant-majoor geschopt. Na een verlofperiode in Nederland werd hij in 1872 bevorderd tot adjudant, de hoogste onderofficiersrang. Een jaar later zond Nederland Van Weenen samen met duizenden andere koloniale militairen naar het onafhankelijke sultanaat Atjeh. Dit gebied in Noord-Sumatra wilde Nederland aan zijn koloniale rijk toevoegen. De Atjehers gaven zich echter niet snel gewonnen. De Atjehoorlog zou tot 1914 duren. Van Weenen behaalde in 1874 in Atjeh de Militaire Willems-Orde, de hoogste Nederlandse dapperheidsonderscheiding. Toen Van Weenen met zijn bataljon het dorp Surian wilden veroveren werd zijn een eenheid zwaar onder vuur genomen. De stok van de bataljonsvlag die Van Weenen droeg werd finaal doormidden geschoten. Met het restant van de vlag in zijn handen zette Van Weenen de aanval voort. Tot een Atjehse kogel hem trof in de borst. Hij herstelde van deze verwonding, maar aan zijn militaire loopbaan kwam een einde. Eind november 1874 vertrok hij naar Nederland. Hij trouwde twee jaar later met de in Tiel wonende weduwe Sara Kahn. Samen met zijn stiefzoon zette hij sigarenfabriek en -winkel, de Sumatraplant, op. Deze goed lopende zaak was vanaf 1892 gevestigd aan de Waterstraat 51. In 1908 stierf Van Weenen en werd hij begraven op de Joodse begraafplaats in Tiel.


Gedenksteen voor Molukse KNIL-militairen 

Bij onze koloniale wandelingen trekken we een streep bij het begin van de Tweede Wereldoorlog omdat deze het einde van Nederlands-Indië betekende. Toch willen we voor dit monument een uitzondering maken, omdat de Molukse KNIL militairen zo onlosmakelijk verbonden zijn met Nederlands koloniale verleden. Het herinneringsmonument is geplaatst op 25 april 2019 op initiatief van Vic Latumahina en in overleg met de Molukse gemeenschap in Tiel. Het herinnert aan de Molukse KNIL-militairen die sneuvelden in Nederlands-Indië en aan de Molukse KNIL-militairen die begin jaren 1950 naar Nederland werden gebracht en onder meer in Tiel in zogeheten woonoorden werden gehuisvest. De Molukse KNIL-militairen die in Tiel terecht kwamen, waren de hekkensluiters van een lange koloniale geschiedenis. Als sinds de 17de eeuw rekruteerden de Nederlanders Molukse militairen voor hun militaire acties in de Indonesische archipel. Toen in 1830 het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger werd opgericht, kregen Molukse militairen daarin een speciale plaats. Christelijke Molukkers golden als loyaal aan het koloniale gezag. En hun militaire kwaliteiten werden geroemd. Molukse militairen vochten aan Nederlandse zijde bij de verovering van de archipel zoals in Atjeh, tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen Japan en van 1945 tot 1949 tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. Toen Nederland eind 1949 de soevereiniteit van de onafhankelijke Republiek Indonesië erkende, zaten de Molukse KNIL-militairen klem. De Nederlandse regering had hen niet langer nodig. Het nieuwe Indonesië bekeek hen met achterdocht, zeker toen op 25 april 1950 Molukkers op Ambon de onafhankelijke Zuid-Molukse Republiek (RMS) uitriepen. Uiteindelijk besloot de Nederlandse regering ruim 3.500 Molukse militairen met hun gezinnen – in totaal 12.500 mensen – naar Nederland te brengen, tijdelijk. Enkele honderden van hen kwamen terecht in Tiel, voorgoed zo bleek.

Annie Foore  (KITLV)


Annie Foore 

Annie Foore was de schrijversnaam van Francisca Johanna Jacoba Alberta Junius. Zij werd op 16 maart 1847 geboren aan de Havendijk 2 te Tiel. Zij was een van de elf kinderen van de dominee Franciscus Junius (verbonden aan de Maartenskerk) en zijn vrouw Anna Maria Titia Burhoven Viëtor. Zij trouwde op 24 jarige leeftijd met de genie-officier Jan Willem Ijzerman (1851-1932). Met hem vertrok ze nog datzelfde jaar, 1873, naar Nederlands-Indië. Daar werkte hij jarenlang als (hoofd)ingenieur aan de aanleg van spoorwegen op Java en Sumatra. Ook was hij in 1885 betrokken bij de opgravingen aan de Borobudur. Zijn groeiende gezin trok met hem mee over deze twee eilanden. Want ondertussen kreeg Francisca/Annie vier dochters. En ze begon aan een carrière als schrijfster. Al in haar jeugd had Francisca/Annie verhalen geschreven. In Nederlands-Indië ging ze daarmee verder. Vanaf 1876 publiceerde ze regelmatig romans en kortere verhalen, hoofdzakelijk over het Indische familieleven. In 1890 verscheen Bogoriana, een licht satirisch werk over het koloniale bestaan van Nederlanders, waarin alles draaide om geld, stand, kleur en afkomst. Het zou haar laatste werk zijn. Annie Foore stierf in 1890 op haar 43e en werd begraven in Batavia (Jakarta). Haar werk raakte al snel in vergetelheid. Het werd afgedaan als ‘dameslectuur’. Pas in de jaren 1990 groeide de aandacht voor haar persoon en werk. En voor het werk van de hele eerste generatie vrouwelijkste schrijfsters in de kolonie. Door hun werk kunnen we een blik werpen op het koloniale binnenhuis.

Bronnen
J.B.R. Hasselman, Mijne ervaring als fabrikant in de binnenlanden van Java (Den Haag, 1862).
Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3 (2002).
Pierre van der Schaaf, ‘Wie rusten er in dat graf’, De Nieuwe Kroniek, oktober 2016 en januari 2017.
R.P. van den Bosch, Neerlandsch verleden uit steen en beeld (Schiedam, 1901).
Vilan van der Loo, Annie Foore: in www.hetdamescompartiment.nl
Annie Foore, Bogoriana (1890) raadpleegbaar op: www.dbnl.nl
Bert Leenders, ‘Monument voor de Molukse KNIL-militairen Tiel geplaatst’, De Tielenaar, 30-4-2019.
Angelie Sens, De kolonieman. Johannes van den Bosch (1780-1844) – volksverheffer in naam des konings (Amsterdam 2019).
www.biografischportaal.nl.
www.wandelnetwerkrivierenland.nl
www.landgoedsoelen.nl (rondje Soelen.pdf)
Wikipedia
www.oudheidkamer-tiel.nl
www.mijngelderland.nl/djoerang: een gelderse onderneming op java
Met dank aan de vrijwilligers van de begraafplaats Ter Navolging Tiel